Sport en spel - Ontspanning door inspanning (1935)  

Feestcultuur in Oirschot 1946-1994

Bogaart-Vugts, H. van de.
Van den Herd 1999-2000

Mede door individualisering van de samenleving is de feestcultuur in de naoorlogse jaren aanzinelijk veranderd. Activiteiten vervielen wegens gebrek aan belangstelling of werden aan gewijzigde inzichten en behoeften aangepast. 

Inhoud

  1. Sint-Hubertus
  2. Sinterklaas
  3. Kerstmis
  4. Driekoningen

Sint-Hubertus
3 November is de feestdag van de patroon van de jagers, St.-Hubertus, schutspatroon tegen hondsdolheid en in mindere mate tegen slangenbeten. Na de oorlog wordt in Oirschot vijfmaal een Hubertusjacht gehouden. De eerste vermelding is in 1946. Men spreekt dan van een 'traditionele' jacht, die voor de tweede maal na de oorlog wordt gehouden. 's Morgens verzamelen de dames en heren die hieraan deelnemen zich in fraaie rijkleding op het kerkplein. Daarna wordt in de kerk een jagersmis opgedragen. Tijdens deze H.Mis wordt het Hubertusbrood gezegend. Omdat dit brood beschouwd wordt als een middel tegen hondsdolheid, wordt door vele katholieken (en hun honden) een stukje van dit gewijde brood gegeten. Na de mis worden de honden op het kerkplein gezegend en kan de jacht beginnen. De jagers zijn ongewapend, de meute honden moet het wild opsporen en afmaken. Na afloop volgt een gezamenlijke maaltijd.
In 1947 is het gezelschap dat aan de jacht deelnam niet groot. Het bestond slechts uit vier ruiters en een meute van zes honden. Het jaar daarop telde men 15 jagers.
Na 1948 wordt geen melding meer gemaakt van een St.Hubertusjacht tot men ter gelegenheid van het Jubeljaar in 1980 weer een Hubertusviering op het programma plaatst. Deze wordt dan georganiseerd door de Oirschotse Jagersvereniging. De dag wordt begonnen met een Eucharistieviering met jachthoornsignalen. De geplande offerande van wild laat men niet doorgaan vanwege aangekondigde demonstraties van dierenbeschermingsactivisten. Na de mis volgt de traditionele zegening van brood, honden en paarden op de markt. Vanwege de verwachte acties van betogers tegen de jacht komt de slipjacht niet voor in de officiële aankondiging en verslaggeving, maar deze heeft volgens de toenmalige voorzitter van de Jagersvereniging wel plaats gehad. Er namen ca 40 ruiters en ca 45 honden aan deel.
Hoewel in 1946 "weer de traditionele St.Hubertusjacht" wordt gehouden, wordt deze traditie nog slechts drie jaar gecontinueerd. Het gebruik om op 3 november in de kerk brood te wijden is iets langer blijven bestaan.
De Hubertusjacht in 1980 was incidenteel en moet gezien worden in het kader van een oproep aan alle Oirschotse verenigingen om ter gelegenheid van het Jubeljaar iets speciaals te organiseren. Deze bijdrage van de jagersvereniging riep bij sommigen veel weerstand op.

Sinterklaas
De openbare viering van Sint-Nicolaas heeft, eenmaal gevestigd, in de naoorlogse jaren weinig verandering ondergaan. Sint maakt te paard of in een koets een rondgang door het dorp terwijl zijn Zwarte Pieten hem al snoepjes strooiend vergezellen. De harmonie begeleidt de stoet in Oirschot en de fanfare in Spoordonk. In de eerste jaren na de oorlog werd Sint meestal pas ingehaald op de zondag voor zijn verjaardag, zelfs als die zondag pas op 5 december viel. Begin jaren
'50 is deze gebeurtenis verschoven naar een vroegere datum, in Spoordonk blijft Sint ook in de jaren '70 later zijn intrede doen.
In 1949 wordt Sint voor het eerst officieel op de pui van het gemeentehuis door de burgemeester ontvangen.
De organisatie van de intocht is in Oirschot in handen van de RKJM tot ca. 1970, dan wordt een Commissie Intocht ingesteld. In Spoordonk organiseert de Oranjevereniging de intocht tot eind jaren '60, waarna de Stichting Jeugdzorg deze taak overneemt en ook de huisbezoeken gaat coordineren.
De RKJM en de Oranjevereniging gaan huis aan huis collecteren tot eind jaren '60 om de onkosten te dekken. In 1951 wordt gemeld dat het onzeker is of de rondrit van Sint in Oirschot doorgaat in verband met financiën. In 1975 tot 1980 wordt de intocht gefinancierd door vrijwillige bijdragen van alle leden van het NKOV.
In 1948 start de Middenstandsvereniging met St.-Nicolaasacties, waarvoor ze een tweeledig doel opgeeft:
winkelen in eigen dorp stimuleren;
de winkeliers staan een deel van de opbrengst af aan een goed doel (zoals in het eerste jaar een bijdrage aan de t.b.c.-bestrijding van de eigen onbemiddelde standgenoten, de St. Vincentiusvereniging en in 1957 het carillonfonds).
In het tijdsbestek van mijn onderzoek is Sinterklaas vooral een huiselijk feest. Door de ouderen wordt op 5 december surprise-avond gevierd (al in 1948 zo genoemd). In de jaren '40 en '50 bracht Sint zijn cadeautjes voor de kleintjes meestal 's nachts, al dan niet 'via de schoorsteen'. Maar ook is er in 1946 sprake van bezoek van Sint met zijn Pieterbazen aan huis. Vanaf 1955 gaat de KJM bezoeken van Sint aan huis organiseren, waarvoor men zich kan opgeven.
Over de cadeaus wordt alleen in de eerste jaren gesproken: steps en fietsjes voor de jongens en poppen en kinderwagentjes voor de meisjes. In 1949 wordt opgemerkt dat Sint royaler wordt dan vroeger, toen men tevreden was met wat snoepjes en een kwartje in een appel; de moeders van tegenwoordig moeten diep in de portemonnee, anders is het niet goed meer. In 1984 doet het Vredesplatform Oirschot een oproep aan de kinderen om géén oorlogsspeelgoed aan Sinterklaas te vragen.
De KAB is lange tijd de enige organisatie geweest die voor de kinderen van haar leden een St.-Nicolaasviering 'buitenshuis' aankondigde. Al vanaf het begin van de berichtgeving wordt gemeld dat Sint na de officiële ontvangst zijn verjaardag viert met de kinderen van de leden van de KAV in Oirschot en Spoordonk. Om de kosten voor deze viering te dekken organiseerden de leden soms, met name in de beginperiode van mijn onderzoek, de opvoering van een toneelstuk.
In 1950 komen ruim 500 kinderen een geschenkje in ontvangst nemen.
In de beginperiode wordt er geen leeftijd genoemd, in 1956 van één tot tien jaar en bij de laatste aankondiging in 1974 van nul t/m zes jaar (vergezeld van een van de ouders, broer of zus).
De organisatie blijft niet zo eenvoudig als deze aanvankelijk kennelijk was. Vanaf 1959 moeten de kinderen een speciale kaart meebrengen en in 1965 is St.-Nicolaas kennelijk niet meer voldoende om de kinderen te amuseren, er wordt dan ook het optreden van een goochelaar of clown aan het programma toegevoegd.
Rond 1960 gaan ook andere verenigingen gezamenlijk Sinterklaas vieren, te beginnen bij de  bejaarden, gevolgd door de
dames van het NKV en enkele buurtverenigingen. Incidenteel worden deze bijeenkomsten aangekondigd, na 1973 worden alleen de intochten nog aangekondigd. St.-Nicolaas gaat terrein verliezen aan de kerstman. In 1986 wijdt de redactie van een van de plaatselijke weekbladen een uitgebreid artikel aan het feest van Sinterklaas als een traditioneel feest en roept op tot handhaving hiervan.

Kerstmis
In 1946 worden verschillende facetten van de viering van Kerstmis als volgt beschreven: "Evenals de H.Kerk alles in het werk stelt om het Kerstfeest zo luisterrijk mogelijk te vieren, doet men dat ook in het Katholieke huisgezin. Allen, ook de oudere kinderen die elders een werkkring hebben gevonden, verenigen zich die dag om de huiselijke haard. Allen scharen zich om het eenvoudige kerstkribbetje, dikwijls door Vader of de kinderen zelf gemaakt. Ze bidden er het rozenhoedje en het avondgebed en zingen de talloze oude kerstliedjes. Moeder slooft zich uit om het Kerstmaal zo fijn en lekker mogelijk te maken. In Oirschot verschijnt op menige tafel het traditionele worstebrood. Kerstbrood en Kerstkransjes vinden veel gretige magen. Op de tafels der meergegoeden verschijnt de Kerstgans.(..)
In vroeger tijd, toen open haarden nog algemeen waren, werd het beste houtblok, Kerstblok genoemd, bewaard voor 't Kerstfeest. Als de hele familie om de haard was geschaard werd het blok op 't vuur geworpen.(..) Jammer dat in de tegenwoordige tijd het Kerstfeest zo ontaardt, dat het Kerstmaal hoofdzaak wordt en velen niet eens meer denken aan het Kerstkindje. De Kerstboom, kwistig met allerlei snuisterijen en klatergoud versierd, verlicht met gekleurde kaarsjes en schitterende lampjes en beladen met geschenken voor jong en oud, dreigt ook in vele Katholieke huisgezinnen meer en meer het stemmige, eenvoudige Kerststalletje te verdringen. En dat is jammer, want de Kerstboom is van heidense oorsprong, evenals het "Kerstmannetje"(..). Kerstmis is ook de dag waarop van ouds armen, zieken en ongelukkigen extra worden bedacht. Kleding, voedsel en brandstoffen worden ruimschoots uitgedeeld. Zelfs de huisdieren krijgen een lekker hapje toe en in menige streek bestaat nog het gebruik, dat de boer enige schoven ongedorst graan -de kerstschoof- buiten zet, als voer voor de vogeltjes.(...) In Brabant waar van ouds de bijenteelt in hoge eer staat heeft deze ook haar aandeel in de Kerstlegenden geleverd.
De bijen, die zich tegen de vinnige winterkou in een dichte tros hebben samengetrokken, laten op Kerstnacht een vrolijk gezoem horen, als wilde ze het Kerstkindje danken voor de heerlijke honing, die ze in de zomer mochten verzamelen. Als het met Kerstmis zacht weer is, kan de bieboer met een gerust hart de zomer tegemoet zien: de honingoogst zal goed zijn".
In het katholieke zuiden was het de plicht van iedere gelovige op Kerstmis drie H.Missen bij te wonen, indien mogelijk de Nachtmis. Deze werd dan ook erg druk bezocht. Bij voorkeur werd ook 's middags deelgenomen aan het Lof.
Soms werd ter voorbereiding van Kerstmis een retraite gehouden. De tijd dat men niet in de kerk was, werd Kerstmis vooral in huiselijke kring gevierd.
De enige andere activiteit buitenshuis was aanvankelijk de opvoering van een kerstspel door een vereniging of school.
Ondanks de waarschuwing in een tijdschrift ("dat de laatste 25 jaar enorm veel heeft gedaan voor de 'parochiële kerstuitvoeringen') dat het niet goed is elk jaar een kerstuitvoering te organiseren, "want dit leidt tot verstarring", meent men toch in 1958 de traditie te moeten voorzetten, maar om deze verstarring tegen te gaan, worden i.p.v. één kerstspel twee korte spelen ingelast "die met Kerstmis niet veel te maken hebben, maar die toch zeker diepe indruk kunnen maken op het ontvankelijke publiek". Voor de jongens en meisjes van de vierde klas en ouder voeren de meisjes van de Voordrachtsclub dan De Rozenkrans van 0.L. Vrouw van Kerstmis', 'Het Meisje van Domremy' en 'Het Gebeurde in de Kerstnacht' op.
In 1954 wordt er een kerststal op de markt geplaatst. Kennelijk was dit iets nieuws want "Toen werd er nogal over gesproken". Toch vindt men dat er een op de markt thuishoort, mede omdat de oorspronkelijke kerststal ook buiten stond.
Omdat deze eerste stal nogal kritiek opleverde, wordt geld ingezameld voor een nieuwe. In verband met ziekte van de kunstenaar komt de kerstgroep echter niet op tijd klaar en wordt besloten dezelfde beelden als vorig te huren en deze op de kiosk te plaatsen omdat vooral de stal niet mooi genoeg was. Ook dit plan heeft niet ieders instemming want in de Kerstnacht worden de kribbe en enkele andere beelden door onverlaten van de kiosk gehaald en ergens op de markt gezet. Met grote verontwaardiging wordt dit veroordeeld, evenals de houding van rijpere jeugd tijdens de opvoering in het Parochiehuis van het spel 'Kermisvolk op Kerstmis' door een groepje kermisgasten. Wat er precies op twee van de drie uitvoeringen is gepasseerd, wordt niet gezegd maar "is wel zo laag bij de grond dat er geen woorden zijn, die dit kunnen omschrijven.(..) Al bij al is het meer dan droevig, zeer droevig en zeer beschamend voor onze gemeenschap, want dezelfde jonge mensen zijn de dragers van Oirschots toekomst".
De eerste openbare kerstviering wordt in 1957 georganiseerd door de KJMV voor haar leden. In café 'De Zwaan' hebben zij een bezinningsbijeenkomst, waarop de Overste der paters Montfortanen een causerie hield over 'Kerstmis en de jongeren van vandaag' en de geestelijk adviseur enkele kerstgedichten declameerde. De leden zelf hadden twee hoorspelen gemaakt, die ze via een bandrecorder afluisterden. Deze kerstvieringen worden een aantal jaren herhaald. Na 1960 gaan ook andere verenigingen een kerstavond organiseren, o.a. de Boerinnenjeugdbond en de RKJB in het parochiehuis. Op het programma staan een kleurenfilm, liederen en muziek. Op de kerstavond van de KAV waren 80 moeders aanwezig. De kapelaan belichtte het kerstgebeuren, de gidsen voerden een toneelstukje op, de voorzitter declameerde een gedicht, alles afgewisseld met het zingen van kerstliederen. In de pauze werd getracteerd op beschuit met muisjes.
In de volgende jaren komen daar aankondigingen bij van kerstvieringen van de Ambachtsschool, de welpen en verkenners, de Kath. Onderwijzersbond (bij de paters Montfortanen) en de KPJ. In 1971 wordt alleen nog de kerstviering van de KPJ aangekondigd en het Open Bejaardenwerk begint met kerstvieringen voor haar doelgroep, wat een traditie zal gaan worden.
In 1967 is voor de eerste (en enige) keer sprake van een kerstbal (in avondkleding), georganiseerd door de Jongerensociëteit.
Tevens wordt geconstateerd dat de belangstelling voor de eigen kerstviering bij de leden van de RKJM gering was.
De eerste kerst-inn wordt in 1973 ("na veel vergaderen") georganiseerd door de jongerensociëteit van de Bonky-club. Er wordt begonnen met een gezamenlijk bezoek aan de nachtmis, waarna het clubhuis voor iedere belangstellende geopend is tot 03.00 uur. Op de twee kerstdagen worden allerlei activiteiten en gezamenlijke maaltijden aangeboden.
In 1976 organiseert ook het NKV, afd. Oirschot een kerst-inn. Gezien de belangstelling die hiervoor was, spreekt men de verwachting uit dat het zeker een traditie zal worden. In 1977 verschijnt echter geen mededeling meer over deze kerst-inn. De laatste, georganiseerd door de Bonky-club is in 1978.
Wel is in 1981 en '82 in gemeenschapshuis de Enck nog een kerst-inn. De organisatie is in handen van de beheerder, de Jeugd- en Jongerenraad, de Stichting Open Bejaardenwerk, het maatschappelijk werk en de vier Oirschotse gilden. Wegens overweldigende deelname is er ook in 1982 een gepland. Maar hierna verdwijnt de kerst-inn als mogelijkheid voor gezamenlijke kerstviering.
Dat de consumptie tijdens de kerstdagen verandert, moge blijken uit de cijfers van een proefproject voor glasinzameling:
na Kerstmis 1978 is er in het glasaanbod (300 ton) een verdubbeling geweest in vergelijking met voorgaande periode. In 1980 verschijnt de eerste advertentie in het dorpsblad voor kerstdiners.Ondanks 'verwereldlijking' van het kerstfeest worden de minderbedeelden in de maatschappij niet vergeten. Verschillende acties op scholen etc. worden gehouden voor goede doelen, b.v. de Kempenhorst houdt in 1983 een kerstactie t.b.v. de missie van pater van Esch. Ook de LTS heeft de traditie de laatste maanden van het jaar een aktie voor een goed doel te houden. De KPJ gaat vanaf 1986 een levende kerststal 'opvoeren' in een manege, gecombineerd met een collecte voor een goed doel. Ook de 'Troupe de Moyen Age' beeldde vanaf 1990 enkele jaren op de Markt een zeer sfeervolle levende kerststal uit.
Vanaf 1988 worden weer kerstvieringen van de KVO aangekondigd. In 1992 staat hun viering in het teken van de vluchtelingenproblematiek en worden alle in Oirschot wonende Somalische vrouwen uitgenodigd.
In 1993 staat de kerstviering in het teken van muziek: In Spoordonk vindt in de kerk een kerstzang plaats waaraan alle plaatselijke muziekgezelschappen deelnemen en in Oirschot wordt ter gelegenheid van hun 150-jarig bestaan door Harmonie Arti et Amicitiae een kerstviering in de kerk georganiseerd in samenwerking met drie Oirschotse koren.
In de jaren na de oorlog ligt het accent van het kerstfeest sterk op de katholieke oorsprong en de viering in huiselijke kring. Eind jaren '50 start de RKJM met vieringen buitenshuis, al snel gevolgd door andere verenigingen. Men mag aannemen dat de algemene crisis in de katholieke kerk er toe heeft bijgedragen dat deze kerstvieringen in de jaren '70 nagenoeg allemaal verdwenen zijn, met uitzondering van de vieringen door de bejaarden.
Midden jaren '70 komt hier gedurende ca. vijf jaar het verschijnsel kerst-inn voor in de plaats. Deelname aan deze kerstinns is in tegenstelling tot de kerstvieringen niet aan een vereniging gebonden en de nadruk ligt meer op het sociale aspect dan op het religieuze.
De ontkerkelijking en de individualisering van de samenleving deden de gezamenlijke kerstvieringen verdwijnen en brachten niet in de eerste plaats 'Kerstmis', maar meer het 'kerstfeest' weer terug in de inmiddels kleiner geworden gezinnen. Het aanbod van artikelen om deze dagen thuis alsmaar gezelliger en intiemer te maken komt steeds vroeger op de markt en lijkt met het jaar toe te nemen.

Driekoningen
Het lijkt erop dat in de late Middeleeuwen veel Driekoningen gebruiken in misbruik ontaardden. Na de Hervorming liet de calvinistische overheid dan ook een regen van plakkaten en keuren tegen sterrenzangers, koningskaarsjes, de koningsprenten en zelfs tegen de viering in huiselijke kring van het koningsspel uitvaardigen.
Zo ook in Oirschot: "Sondagh den 21 desember 1710. Geresolveert te doen publiceren, dat niemant hen zal verstouten om op kersmis, nieuwejaer oft op drie koningen te gaen singen aan 't zij kinderen oft jongelingen, op soodanige peene als toecomende sondagh daer tegens sal werden gestatueert, en sullen des wegens de ouder voer henne kinderen ende de meester en vrouwen voer haere dienstbooden responsabel weesen".
Een week later wordt de straf hiervoor op drie gulden bepaald. De traditie liet zich echter slechts langzaam uitbannen. Tot in de 20e eeuw hebben de gebruiken zich geruime tijd weten te handhaven, voordat ze de een na de ander verdwenen.
In Oirschot blijken de gebruiken rond de viering van Driekoningen na de oorlog nagenoeg verdwenen te zijn. In antwoord op de Volkskundelijst 12a die het P.J.Meertensinstituut in 1947 liet uitgaan, rapporteert de correspondent uit Spoordonk dat het feest van Driekoningen daar niet meer in ere wordt gehouden. In Oirschot wordt in 1949 wel vermeld dat er twee personen verkleed zijn rondgegaan om voor het Thuisfront te collecteren. Dit lijkt echter incidenteel want in 1950 meldt Kronieker dat hij wel de hele avond heeft uitgekeken naar driekoningenzangers en dat hij het jammer vindt dat hij er geen heeft kunnen ontdekken. Enkele jaren later schrijft hij dat hij in de krant had gelezen "dat overal in de buurt dit jaar veel werk gemaakt werd om dit schone, oude gebruik weer in ere te herstellen", en daarom ook in Oirschot getracht moet worden "oude folkloristische gebruiken weer in ere te herstellen". Onnozele Kinderen, Driekoningen en Vastenavond noemt hij als "mooie gelegenheden om het oude dat verloren ging nieuw leven in te blazen" en hij ziet dit als een mooie taak voor de VOV (= plaatselijke afdeling van de VVV).
In 1958 wordt vanuit de parochie de schooljeugd opgeroepen mee te gaan doen aan de 'eerste' Driekoningenoptocht. Op de zaterdag voor Driekoningen worden in het Parochiehuis daartoe de nodige gegevens verstrekt. Tijdens de tocht zullen de dienaren van de koningen collecteren voor de missie. Na de optocht kunnen de groepen nog afzonderlijk rondtrekken voor hetzelfde doel. De ouders wordt verzocht hun kinderen aan te sporen mee te doen omdat zij zo kunnen leren iets voor een ander over te hebben. Dit eerste pogen zou succesvol geweest zijn, ware het niet dat de regen spelbreker werd. Men laat zich dan ook niet ontmoedigen om het jaar daarop weer een optocht te organiseren. Het is dan de bedoeling dat er één groep Driekoningen rondtrekt, de anderen zijn hofhouding, dienaren en dienaressen, kameeloppassers en ezeldrijvers etc. Van half twee tot ca. vier uur trekt de optocht door de straten, daarna "komt men in Jerusalem (Markt) aan, waar men bij 't paleis van de koning (gemeentehuis) vraagt naar de pasgeboren Koning. Nadat de boeken geraadpleegd zijn, trekt de stoet naar de Kerststal die voor deze gelegenheid 'ergens' wordt opgesteld. Hier bieden de Koningen hun geschenken aan en stemt heel de stoet met hun lofliederen in". Nadat voor de mooiste figuren prijzen zijn uitgereikt, wordt de stoet ontbonden. De jeugd-drumband verzorgde de muzikale omlijsting van het geheel. De opbrengst van de collecte tijdens de optocht gaat naar het 'Comité Verzorging Ontspanning van de schoolgaande jeugd tijdens de vakantie'. Ouders worden verzocht er streng op toe te zien dat de kinderen nadien niet meer op eigen beweging gaan rondtrekken en zelfs worden de dorpsgenoten verzocht, als het nog voor mocht komen, niets te geven. Kennelijk wordt niet erg de hand gehouden aan dit plan, want in 1960 wil men het rondtrekken van verschillende groepjes kinderen in meer georganiseerd verband laten verlopen. Via school en de pastorie krijgen de kinderen een bepaalde wijk toegewezen en ze worden verzocht alléén tussen vijf en zes uur rond te gaan. Om 6 uur moeten ze op de Markt zijn om dan in één stoet naar de kerk te gaan, waar gezongen zal worden en de opgehaalde gelden voor de missie afgedragen. Ouders worden verzocht erop toe te zien dat de kinderen zich aan de richtlijnen houden. Het blijkt echter, dat moeilijk greep op de coördinatie is te krijgen en de organisatie wordt ieder jaar wat losser, te beginnen met vrijheid van keuze van de wijk.
In 1962 neemt de Stichting Vakantie Jeugdzorg de organisatie over en het jaar daarop laat zij de slotbijeenkomst in de kerk vervallen. Ondanks een traktatie na afloop is de jeugd voor deze optochten niet meer te motiveren. In de jaren daarna worden geen meldingen meer gedaan van gecoördineerde Driekoningenvieringen. Uit eigen ervaring weet ik, dat er tot ongeveer begin jaren '80 wel incidenteel groepjes kinderen met Driekoningen in het dorp rondtrokken.
Eind jaren '70 trok ook een groep volwassen Driekoningen in Oirschot rond. Zij zijn hiermee begonnen omdat het hun een leuke verrassing leek als de mensen opendeden en er niet drie kinderen voor de deur stonden. Ze droegen wierook en mirre mee, het goud "hoopten ze te ontvangen". De enige niet-katholiek in hun gezelschap mocht vanwege die achtergrond niet als koning optreden, maar alleen de geschenken innen. Al vlug werd hun optreden dermate populair, dat ze uitnodigingen kregen om langs te komen. De geschenken werden vervangen door het binnenvragen voor een drankje en mondde uit in 'Jan Steen-achtige' taferelen. Ze zijn dan ook hun rondgang na drie jaar gestaakt omdat "dit fysiek een te zware opgave werd".
In navolging van buurgemeenten wordt het gebruik om met Driekoningen een optocht te houden in ere hersteld in 1958.
koningen een optocht te houden in ere hersteld in 1958. Een gezamenlijke optocht met als slot een bijeenkomst in de kerk is echter maar een zeer kort leven beschoren geweest. Al na enkele jaren blijkt er bij de kinderen aanvankelijk alleen nog wel enige tijd animo te bestaan om op eigen initiatief in losse groepjes rond te trekken, maar ook deze traditie heeft zich niet echt geworteld.