Sint Odulphus - Een Oirschotse heilige (800)  

De verering van Odulphus in Best en Oirschot

Lijten, J.P.J.
Campinia, jaargang 26, nummer 100

Wanneer iemand als heilige vereerd ging worden, werd er gewoonlijk wel een levensbeschrijving, een 'vita', van hem geschreven. Zo ook van Odulphus. 1) Wij moeten daarbij echter bedenken, dat zo'n levensbeschrijving meestal een hele tijd na het overlijden van de bewuste persoon werd geschreven en gewoonlijk enkel gebaseerd was op mondelinge overlevering. 

Hoewel de mensen in de tijd, dat er nog weinig geschreven werd, een sterker geheugen hadden dan wij, zijn in de mondelinge traditie natuurlijk slechts de belangrijkste feiten bekend gebleven. Deze werden dan aangevuld met versieringen, die men meende, dat in elk heiligenleven thuishoorden. Deze versieringen zijn een soort sjablonen, die overal terugkomen en vrij gemakkelijk te herkennen zijn. De feiten, die zodoende uit de levensbeschrijving van Odulphus zijn te achterhalen, zijn tamelijk summier. Met name over zijn jeugd kunnen we a priori al heel weinig bijzonderheden verwachten, te meer omdat het leven van Odulphus zich afspeelde in Utrecht en Friesland (Stavoren), waar men over zijn jeugd enkel datgene wist, wat Odulphus zelf ooit verteld had.

Nu heeft men zich in deze eeuw in allerlei bochten gewrongen, om van Odulphus een monnik van Sint-Truiden te maken. Een would-be-historicus ging zelfs zover om de abdij van Sint-Truiden te sommeren, om eindelijk eens Odulphus op te eisen, waarop geantwoord werd: Als Odulphus een monnik van Sint-Truiden geweest was, hadden wij hem al lang geclaimd.
Uit de levensbeschrijving van Odulphus kunnen wij dan ook enkel afleiden, dat hij heel zijn opleiding gehad heeft in Oirschot en daar na zijn priesterwijding op dringend verzoek van zijn ouders enige tijd werkzaam gebleven is in het Oirschotse college van priesters en clerici, dat de zielzorg in Oirschot (en verre omgeving) uitoefende. Dit is echter geen reden om hem pastoor van Oirschot te noemen. Dat van Odulphus wordt vermeld, dat hij stamt uit 'het edele geslacht der Franken', is evenmin reden om hem in de adelstand te verheffen. In het Frankische rijk, waaronder ook Noord-Nederland in die tijd hoorde, was dit een alledaagse gebruikelijke formule om aan te geven, dat hij tot wat genoemd werd 'het Frankische volk' behoorde, dat in zijn eigen ogen bijzonder christelijk was.
Nadat Odulphus korte tijd in Oirschot werkzaam was gebleven, begaf hij zich echter naar Utrecht, waar hij onder bisschop Frederik zich ging wijden aan de bekering der Friezen, die blijkbaar nog niet zo'n standvastige christenen waren.
Het onderzoek door van Buytenen doet vermoeden, dat Odulphus hulpbisschop voor het noordelijk deel van het bisdom is geweest en bij afwezigheid van bisschop Frederik, die, door Odulphus terecht gewezen vanwege een zware zonde, 10 jaar lang buiten zijn bisdom boete deed, het bestuur daarvan heeft waargenomen. 2) Na het overlijden van bisschop Frederik heeft Odulphus blijkbaar een grote invloed gehad op de keuze van diens opvolger, voor welke functie hij vanwege zijn hoge leeftijd wel niet meer in aanmerking kwam.
Aangezien het 'vita' van Odulphus vermoedelijk in de eerste helft van de tiende eeuw geschreven is, zal hij vanaf die tijd in Utrecht vereerd zijn.

De verering van Odulphus zal zich niet lang voor 1150 vanuit Utrecht naar Oirschot hebben uitgebreid. Wij leiden dit af uit een brief, die waarschijnlijk rond 1480 geschreven werd door het Oirschotse kapittel aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht. In deze brief verzocht het Oirschotse kapittel om een belangrijke relikwie van Odulphus te mogen ontvangen en sloot daarbij een afschrift in van een briefje, dat gevonden was in een reliekkastje en memoreerde, dat daarin de relieken van Bugisus (in het vita van Odulphus `Bodgisus' genoemd), de vader van Odulphus, waren geplaatst in het jaar 1150. 3) Het ligt voor de hand, dat dit gebeurd was, nadat de verering van Odulphus zich van Utrecht naar Oirschot had uitgebreid.
Rond die tijd zal in Best op de plaats van het geboortehuis van Odulphus ook een eenvoudige kapel gebouwd zijn. Vanaf 1340 speuren we in Best een familie 'van der Capelle' 4) en in 1380 dragen bepaalde gronden in het centrum van Best de naam 'ter Capelle'. 5)
Hoe de verering van Odulphus echter gestalte heeft gekregen, weten we slechts uit bronnen van veel later tijd.
Op het winterkapittel van 1 december 1626 besloot het Oirschotse kapittel om Odulphus weer als voornaamste patroon te gaan vieren als een 'dekenaal feest', dat wil zeggen als een feest van de hoogste categorie, waarop de kapitteldeken de hoogmis celebreerde. 6)
In het oudste parochieregister van Best tekende pastoor Willem van Heerbeeck bij de jaren 1626/7 deze beslissing aan, waarbij hij vermeldde van oude mensen gehoord te hebben, dat tot 1553 dit feest werd gevierd door in grote processie met de relikwie van Odulphus van Oirschot naar Best te trekken. 7)
Dat het kapittelbesluit van 1626 ook inhield om de grote processie van Oirschot naar Best te herstellen, wordt pas echt duidelijk uit een besluit van drie jaar later. In het zomerkapittel van 14 mei 1629 besloot het kapittel om voortaan het feest van Odulphus in het koor te vieren op de eigenlijke dag, 12 juni, maar de processie en het openbare feest in Best te verplaatsen naar de volgende zondag. 8) Wij kunnen hieruit lezen, dat tot 1553 op de feestdag van Odulphus Oirschot in een plechtige processie met de relikwie van Odulphus naar Best trok, om daar zijn feest te vieren. Een bevestiging daarvan wordt gegeven door de kaart van het SintOdulphus-gilde d.d. 1531.06.26, waar sprake is van een processie `opten kermisdach van Best ende op Sunte-Odulphusdach'. 9)
Vanaf 1553, toen Best achter de rug van het Oirschotse kapittel om van de bisschop parochiële rechten had verkregen, was 'moeder' Oirschot zo verstoord op `dochter' Best, dat ze weigerde om op Odulphusdag nog naar Best te pelgrimeren. Pas na 73 jaar blijkt de woede van moeder zo gezakt te zijn, dat ze haar dochter weer ging opzoeken.
In de retorsietijd, tussen 1629 en 1648, zal deze processie en het publieke feest in Best al enig risico hebben meegebracht en mogelijkerwijze soms achterwege gebleven zijn, maar na 1648 was zij absoluut onmogelijk.
Over de verering van Odulphus in de zeventiende en achttiende eeuw is ons niets bekend, maar zij zal zeker, naargelang de omstandigheden het toelieten, zijn doorgegaan, want op 5 april 1723 verleende paus Innocentius III een volle aflaat aan degenen die op Odulphusdag, 12 juni, tussen de eerste vespers en zonsondergang op de feestdag de parochiekerk van Best, op dat moment een schuurkerk, bezochten. 10)

Uit de reeds aangehaalde brief van het kapittel aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht kunnen we enkele summiere gegevens putten.
De brief bestaat in hoofdzaak uit plichtplegingen en sjablonen. De beschrijving van het leven van Odulphus is duidelijk overgenomen uit zijn 'vita'. Zelfs de eigenaardige schrijfwijze `Oresschot' wordt daaruit overgenomen.
Tussen de vele formules komen echter enkele verhelderende feiten naar voren. Afgaande op de tekst zullen we moeten aannemen, dat Oirschot voor de datum van de brief geen relikwie van Odulphus bezat. Wel werd hij in Oirschot vereerd, niet alleen door het vieren van zijn sterfdag, die in Oirschot als verplichte feestdag beschouwd zal zijn, op 12 juni, maar ook van zijn translatie, dat is de overbrenging van zijn gebeente uit het oorspronkelijke graf naar een ereplaats in de kerk, wat in die tijd gelijk stond met een heiligverklaring, op 27 augustus.
Of er in Oirschot een speciale feestdag was ter ere van Bugisus en hoe het feest van Odulphus in Oirschot gevierd werd, komt niet tot uiting in de brief. Dit was voor het Utrechtse kapittel niet relevant.
De enigszins cryptische aantekening op de achterkant van het Utrechtse afschrift betekent waarschijnlijk, dat zowel aan Oirschot als aan Borgloon het officie van Odulphus, zoals gezongen in Utrecht, werd toegezonden, mogelijk tegelijk met een relikwie. De Oirschotse kerk bezit in elk geval sinds mensenheugenis een dergelijke relikwie.
Ook de kerk van Best bezit een relikwie van Odulphus, vermoedelijk een vingerkootje, verkregen door pastoor Willem van Heerbeeck in 1620. De reliekhouder in de vorm van een hand, waarin het beentje wordt bewaard, is van dat jaar.
Zowel in de kerk van Oirschot als in die van Best bevindt zich een Odulphusaltaar met uitbeeldingen van (veelal legendarische) gebeurtenissen uit zijn leven.

  1. Sinds 1979 wordt in Best elk jaar op zondag na Odulphus (12 juni) een Odulphusprocessie gehouden, aanvankelijk naar het H. Hartplein, thans naar het Vuurdoornplein, waar een openluchtmis wordt opgedragen. De deelname daaraan van Oirschotse zijde is slechts van geringe particuliere aard. Het zou aanbeveling verdienen om daaraan naar oude traditie een publiek karakter te geven, zo mogelijk door een processie van Oirschot naar Best langs de oude route over Straten en Aarle.

NOTEN
 

  1. Vita Odulphi presbyteri, ed. G. Henschen, in Acta sanctorum iunii II, blz. 592 e.v.v.
  2. M.P. van Buytenen, Langs de heiligenweg. Perspectief van enige vroeg-middeleeuwse verbindingen met Noord-Nederland, Amsterdam 1977 (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. verhandelingen afdeling letterkunde, nieuwe reeks, deel 94)
  3. Afschrift van ca. 1500: R.A.Utrecht, Archief van het kapittel van Oudmunster, inv. nr. 409. Met dank aan Lou de Graaf van dat rijksarchief, die mij een copie van dit afschrift bezorgde. Zie bijlage 1.
  4. A.R.A.Brussel, cijnsregisters der hertogen van Brabant, nr. 45038, fol 69.
  5. Ibidem, nr. 45040, fol. 65 - 78 passim.
  6. R.A.N.B., A.K.O., inv. nr. 3, blz. 77. Zie bijlage II.
  7. Oudste D.T.B. van Best, fol. 50. Zie bijlage III.
  8. R.A.N.B., A.K.O., inv. nr. 3, blz. 106. Zie bijlage IV.
  9. Oirschots schepenprotocol van 1531, fol. XCIV e.v.v.
  10. P.A.Best, ch 1723.04.05. (Aanwinst 1989)

BIJLAGE I
ca. 1480 Oirschot
Het kapittel van Oirschot verzoekt aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht, om een belangrijke relikwie van Odulphus te mogen ontvangen.
R.A.Utrecht, Archief van het kapittel van Oudmunster, inv. nr. 409.
Venerabilibus et circumspectis viris domino decano et capitulo venerabilis ecclesie Sancti Salvatoris Traiectensis humiles et devoti oratores, domini decanus et capitulum ecclesie collegiate et parochialis beati Petri in Oirsschot Leodiensis diocesis mamburnique fabrice universaque communitas loci de Oirschot obedientiam, reverentiam et honorem debitam.
Cum iamdudum Cristi sacerdos et confessor, beatus Odulphus (cuius sanctissimi corporis reliquias apud vos honorifice, ut decet, detineri et venerari firmiter credimus) sacerdotalis
apicem attigisset, animo suo aliquod monasterium, ubi Cristo militare valeret securius, sta-tuit adire, prius tamen a suis parentibus, ut ecclesiam que Oresschot appellatur (loco quidem natali sancti) cum populo regere vellet, rogatus, eisdem suis parentibus, precepti divini non immemor, paruit curamque et regimen ecclesie et populi ad tempus, heet invitus, assumpsit.
Instante igitur tempore, quo Fresonum populus de fide catholica titubaret eiusdemque patrie gentes in diversos incidere incipissent contra fidem catholicam errores, quos quidem errores cum sanctissimus Fritthericus, qui ea tempestate venerabilis ecclesie Traiectensis tenebat presulatum, per multifarios labores et vias exquisitissimas extirpare et populum a cepto errore convertere nequiret, quid ultra faceret non mediocriter anxius, invocato Altissimi suffragio pro huiusmodi incepti sui operis consideratione, in mentem venit beatum accersiri Odulphum, qui protunc, natali solo regimineque cure ecclesie Oirschottensis pretermissis Traiecti erat, eiusdemque sancti viri subsidium postulari consultum fore censuit.
Qui quidem sanctus pontifex unacum beato viro Odulpho antedictum populum Fresonicum, cor gerentem beluinam, divino pascentes* pabulo, extirpatie erroribus iisdemque penitus eradicatis, ad fidem catholicam reduxere* continuo.
Completisque post hec que beato viro a suo presule commissa fuerant, Traiectum est reversus ibidemque postmodum, dum divine placuerat pietati, vitam in pace finivit honorificeque tumulatus et postmodum honorificentius extitit a tumulo translatus.
De quoquidem sanctissimo viro Odulpho et in ipsius honorem et gloriam in antedicta Oirschottense ecclesia singulis annis tam a clero quam universa plebe sub officio proprio bine solemnisantur festive solemnitates: una quidem pridie Idus iunii de natali eiusdem, altera vero Vla Kalendas septembris de eiusdem translatione.
Porro cum idem sanctissimus confessor Odulphus, sicut ex libris et codicibus vetustissimis didicimus, in antedicto loco qui Oresschot dicitur ex parentibus non infimis natus et a cunabilis nutritus extiterit et post susceptam sacerdotii dignitatem ecclesiam et populum ibidem, ut premissum est, ad tempus rexerit, congruum est et conveniens, ut in eadem ecclesia, que sumptuosis et innumeris parochianorum et incolarum ibidem degentium extat fabricata impensis, aliqua eiusdem sanctissimi viri habeatur particula locusque natalis sui germinis, quod olim produxit, fulciatur sacrarum reliquiarum membro.
Hinc est, quod antedicti oratores aures dominationum vestrarum suis precihus supplicibus pulsare dignum statuere, humili prece rogantes, ut earundem reliquiarum partem, et si fieri valeat membrum notabile, ad antedictam ecclesiam Oresschottensem, quam beatus Odulphus olim rexerit, hint transferre et iuxta sancti viri Bugisi, patris siquidem sanctissimi viri Odulphi, reliquias (que ibidem honorifice detinentur et venerantur) locare valeant et simul venerari, ut qui olim suo viduato benigno pastore et pio patre, nunc solentur et gaudii ac exultationis in pii patris sanctissimarum reliquiarum presentia resumant vires, Deo laudem dicant et dolorem olim amissi patris ac pastoris procul pellant, ad devotionem excitentur solito ferventiorem, plebisque per huiusmodi non exigue estimationis thesauri venerationem in porrigendis manibus adiutricibus ad fabrice structuram augeatur et crescat affectus ardentior atque vicinarum gentium, suorum defectuum subsidium devote postulantium, confluat exercitus solito numerosior et tandem per eiusdem sanctissimi viri merita et apud Deum suffragia temporum reddatur et a Deo concedatur tranquillitas optata.
Quod facientes etc.
Copia litterarum in quadam archa lignea desuper deaurata in ecclesia beati Petri in Oirschot repertarum.
Hec runt reliquie corporis sancti Bugisi, patris sancti Odulphi confessoris Domini, translate de archa in archam anno Domini millesimo centesimo quinquagesimo tempore Eugenii summi pontificis, Conradi imperatoris et Henrici secundi presulis civitatis Leodiensis.

In dorso van het afschrift:
In secreto(?) reliquiarum sancti Odulphi.
Officium quod dicitur in ecclesia de Oerschot et missum eidem ecclesie etiam missum ecclesie de Borchloen alias Lossensi.

* Taalkundig is de bisschop onderwerp, maar in de gedachtegang van de schrijver zijn de bisschop en Odulphus handelende personen.

De datering van de brief
Van de brief is enkel een ongedateerd afschrift bewaard uit de vijftiende of zestiende eeuw. De brief zelf was blijkbaar ook niet gedateerd, hetgeen overigens niet ongebruikelijk was. Het bij de brief gevoegde afschrift van een documentje, dat in het reliekkistje van Bugisus gevonden was en dat spreekt over de verheffing van de relieken van Bugisus, kan ons gemakkelijk op het verkeerde been zetten.
Voor de datering zijn we aangewezen op de stijl en inhoud van de brief zelf.
Een eerste criterium is de titulatuur, die het Oirschotse kapittel voor zichzelf gebruikt. In de brief noemt het kapittel zich 'capitulum ecclesie collegiate et parochialis beati Petri de Oirsschot'. Deze titulatuur is uit andere van het kapittel uitgaande stukken alleen nog bekend uit 1486.a Het kapittel heeft deze uitdrukking gebruikt, wanneer het wilde benadrukken, dat de kapittelkerk tegelijk parochiekerk was, zoals in deze brief, die gezamenlijk met de kerkmeesters werd gericht aan het kapittel van Oudmunster.
Het tweede criterium is de inhoud van de brief, waaruit blijkt, dat de nieuwbouw van de kerk voor een belangrijk deel maar nog niet geheel voltooid is. Immers door het verkrijgen van de relikwie zullen de mensen weer bemoedigd worden 'resumant vires' en aangespoord om meer te helpen bij de afbouw van de kerk 'in porrigendis manibus adiutricibus ad fabrice structuram augeatur et crescat affectus ardentior'.
Wij veronderstellen daarom, dat de brief geschreven is rond 1480, toen de bouw van het nieuwe koor en de transepten wel voltooid zal zijn geweest, maar de herbouw van het afgebrande schip der kerk nog veel zorgen meebracht.
Het kapittel benadrukte, dat de herbouw van het schip een zaak was van de gemeenschap, wat ertoe geleid heeft, dat het dorpsbestuur na de uiteindelijke mislukking van het herstel van het kerkschip de zaak ter hand genomen heeft en door het opleggen van een speciale belasting de bouw van een nieuw kerkschip gefinancierd heeft. 11) Bij de goedkeuring van de oprichting van het beneficie van Sint Sebastiaan d.d. 1486.01.03: Frenken, Documenten, blz. 242.
De titulatuur, die het Oirschotse kapittel in de loop der tijden voor zichzelf gebruikte is aldus:
I. `capitulum beati Petri' in 1240: Camps, Oorkondenboek, nr. 191.
`canonici beati Petri' in 1262: Ibidem, nr. 286.
2. 'capitulum ecclesie beati Petri'
1281: Ibidem, nr. 384.
1293: Ibidem, nr. 501.
1379: S.A.M. 1, 5.
1400: Frenken, Documenten, blz. 228.
1416: Ibidem, blz. 249.
1426: Ibidem, blz. 230.
1437: Ibidem, blz.. 233.
3. `capitulum ecclesie collegiale beati Petri'
1437: Frenken, Documenten, blz. 234.
1472: Ibidem, blz. 255. 1484: Ibidem, blz. 239. 1486: Ibidem, blz. 245. 1496: Ibidem, blz. 252. 1500: Ibidem, blz. 222.
4. `capitulum ecclesie collegiate et parochialis` enkel in 1486.
b) J. Lijten, 'De financiering van de bouw van de Oirschotse Sint-Petruskerk 1463 - 1512', in Campinia jrg.22 (1992), blz. 80 - 102.

Vertaling van het bij de brief gevoegde afschrift
Afschrift van een briefje, gevonden in een houten van hoven verguld kistje in de kerk van Sint Petrus in Oirschot.
Dit zijn de relikwieën van het lichaam van de heilige Bugisus, de vader van de heilige Odulphus, belijder van de Heer, overgebracht van kist naar kist in het jaar des Heren 1150 ten tijde van paus Eugenius, keizer Koenraad en bisschop Hendrik 11 van Luik.
(Paus Eugenius III 1145 - 1153
Keizer Koenraad III 1138 - 1152
Bisschop Hendrik II 1145 - 1164)

BIJLAGE II
1626.12.01 Oirschot
Het Oirschotse kapittel besluit om het feest van Odulphus weer als voornaamste patroon te gaan vieren als een dekenaal feest.
R A.N.B, A.K.O., inv. nr. 3, blz. 77.

Acta capituli generalis hyemalis prima decembris 1626 celebrati presentibus in eodem reverendis et venerabilibus dominis Cuijckio vicedecano, Tuleman et Ostaden canonicis. (van de Schoot was afwezig)
Statutum est quod
Item quod deinceps celebrabitur festum sancti Odulphi solemniter cum processione more festorum decanalium.
Festa decanalia waren de allerplechtigst gevierde feesten, waarop de kapitteldeken zelf de hoogmis celebreerde.
Vergelijk de volgende aantekeningen:
Acta capituli generalis estivalis 14 maii 1627:
Domino cantori indulgitur absentia propter deservituram ecclesie de Wintelre, sed tenebitur substituere sacerdotem qui deserviet in cappa. (Ibidem, blz, 78) en:
XVIIIa junii 1627 statutum est, quod cantor in festis decanalibus tenebitur per se deservire in cappa. (Ibidem, blz. 79)

BIJLAGE III
1626/7 Best
Laatste aantekening van de hand van pastoor Willem van Heerbeeck in het oudste dooptrouw- en begraafboek van de parochie Best aan het eind van het jaar 1626, fol. 50.
Nota bene
Canonici collegiatae ecclesiae sancti Petri municipii de Orschot denuo coeperunt celebrare festum sancti Odulphi confessoris tamquam patroni principalis, quod iam omiserant omnino a tempore dedicationis huius ecclesiae in parochiam separatim.
Solebant enim antea dictum festum celebrare et cum reliquiis dicti sancti hanc ecclesiam processionaliter visitare, ut subinde percepi ex maioribus.
Erant hoc anno 1626 canonici residentes Valarius Cucius, Goffaerdus Ostaden, sacerdotes, laici Tullemannus et Schoot. (Zij waren clerici, maar hadden geen enkele wijding ontvangen.)
Pastor erat dominus Theodorus Brauwers Helmondanus.

BIJLAGE IV
1629.06.08 Oirschot
Het Oirschotse kapittel besluit om het feest van Odulphus voortaan in het koor te vieren op de eigenlijke dag, maar de processie en het publieke feest in Best op zondag daarna.
R.A.N.B.,A.K.O.,inv. nr. 3, blz. 116 e.v.
Octava junii 1629 capitulariter statutum est, ut festum sancti Odulphi celebretur in choro ipsa