Sint Odulphus - Een Oirschotse heilige (800)  

ECCLESIAM QUAE NUNCUPATUR OROSCOTH

Verweij, M.
van den Herd, jaargang 21, nummer 3

Onlangs werd de Oirschots-Bestse afkomst van de H. Odulphus op een lezing in Oirschot in twijfel getrokken, ja zelfs ronduit ontkend. Het spreekt vanzelf dat ik niet kan bewijzen dat Odulphus in Oirschot geboren is, nog minder dat hij juist op de plaats die de lokale overlevering aanwijst en waar thans de parochiekerk in Best verrijst, het leven zag. Wat ik wel kan doen, is enkele gedachten naar voren brengen die met name de oudste vita van Odulphus betreffen. Ik doe dat bewust zonder de bestaande literatuur hierbij te betrekken. Daarmee is een deel van wat ik hieronder zeg, ongetwijfeld al eerder gezegd, maar ik vermijd hierdoor tegelijk dat mijn gedachten door de standpunten van andere auteurs worden beïnvloed. Deze standpunten zijn vaak immers weer ingegeven door visies op andere elementen. Ad fontes. Terug naar de bron, ontdaan van alle erudiete aanwas. Terug dus naar de vita.

De vita van de H. Odulphus wordt in de 10de of 11de eeuw gedateerd. Ik heb het handschrift in Brussel (Koninklijke Bibliotheek van België, ms. 9636-37) geraadpleegd, dat uit de 12de eeuw stamt en dat afkomstig is uit het klooster van Saint-Laurent in Luik.
De datering van dit handschrift kan niet in twijfel worden getrokken. Gezien de versiering van de initialen in het eerste stuk, lijkt de eerste helft van de 12de eeuw zelfs waarschijnlijker dan de tweede. Dit is van belang, omdat het hier een van de oudste attestaties van de naam Oirschot betreft. Op f. 215vb lezen we inderdaad quÄ™ nuncupat(ur) oroscoth. Het is duidelijk te zien dat deze betrekkelijke bijzin geen latere toevoeging in het handschrift is, maar op dat moment tot de vaste tekst van de vita van Odulphus behoorde. Daarmee ziet het er naar uit dat Odulphus’ Oirschotse connectie in ieder geval in de eerste helft van de twaalfde eeuw een vast onderdeel van de overlevering was.

Naast de Latijnse vita bestaat er nog een hardnekkige mondelinge overlevering die het geboortehuis van Odulphus aanwijst op de plaats waar in de 15de eeuw een kapel en in de 19de eeuw de huidige parochiekerk van Best verrezen. Het probleem met dit soort mondelinge overleveringen is, dat ze bijzonder moeilijk grijpbaar zijn. Het is onduidelijk tot welk tijdstip de traditie teruggaat, of bepaalde elementen later zijn toegevoegd, uitgebreid, benadrukt, anders uitgelegd of wat ook. De concrete plaatsaanduiding kan zijn beïnvloed door de schriftelijke vita of door andere elementen. Gelukkig hoeven we ons met deze mondelinge traditie voor dit doel niet bezig te houden, aangezien we over een oude vita beschikken die relatief kort na het overlijden van Odulphus is geschreven.
Middeleeuwse heiligenlevens kenmerken zich door hun essentieel stichtelijk (‘hagiografisch’) karakter. Het was in eerste instantie niet zozeer de bedoeling een historisch betrouwbare biografie te geven dan wel de lezers en toehoorders ertoe aan te zetten de heilige in kwestie te vereren en na te volgen. Vandaar ook dat in veel heiligenvitae dezelfde stereotiepe elementen steeds weer terugkeren, zoals het doen ontspringen van een bron, de vlucht voor het huwelijk, wonderbare genezingen. Hiertoe horen ook alle wonderen die plaats hadden op de plaats waar zich het graf of de relieken van de heilige in kwestie bevonden. Een klassiek voorbeeld van zo’n vita in de Meierij van ’s-Hertogenbosch is uiteraard de H. Oda van Sint-Oedenrode. Deze 8ste-eeuwse Schotse (of Ierse) prinses was blind geboren en vindt genezing op het graf van de H. Lambertus in Luik. Wanneer ze thuis komt, wordt haar tegen haar zin een huwelijk opgedrongen. Oda vlucht terug naar het continent, maakt een pelgrimage naar Rome en de Monte Gargano (bedevaartsoord van de H. Michael) en vestigt zich uiteindelijk op de plaats waar Sint-Oedenrode zal verrijzen, waar zij ook sterft. Toen Sint-Oedenrode zich in de 12de-13de eeuw nader ging profileren (oprichting van het kapittel, vrijheidsrechten, ontwikkeling van de kom), werd Oda als identiteitsvormend element ‘gebruikt’. Men schafte zich relieken aan die bij recent wetenschappelijk onderzoek uit de 2de of 3de eeuw bleken te stammen en die dan ook vermoedelijk afkomstig zijn van een Romeins grafveld in Keulen.
Het geval van Odulphus en Oirschot is in alle opzichten anders. Eerst en vooral bevat de vita van Odulphus relatief weinig van deze stereotiepe elementen: de tekst onderscheidt zich juist door zijn feitelijkheid en historiciteit. De vita vertelt met name over Odulphus’ daden in Utrecht en Friesland. Zijn Meierijse afkomst speelt hierbij nauwelijks een rol. Er wordt geschetst hoe hij gevormd werd en hoe hij verlangde in het klooster te gaan, vervolgens hoe hij dan naar Utrecht gaat, in Friesland komt, de assistent van de Utrechtse bisschop wordt en uiteindelijk in het Noorden overlijdt. Het gaat dus om een zeer concrete en historisch georiënteerde vita, en niet om een legendarische. Voor de evaluatie van de historische feiten uit de vita is dat van belang, ook al is er ook hier nog wel het een en ander legendarisch en stichtelijk materiaal.
Maar er is meer. Er is in Oirschot zelf geen enkel spoor van een sterk gestimuleerde Odulphuscultus. Er zijn nauwelijks of geen relieken van Odulphus voor de Middeleeuwen in Oirschot bekend. De kerken en het kapittel hebben blijkbaar ook niet of nauwelijks het patrocinium van Odulphus gekend (er is een 17de-eeuwse kopie van een document waarin Odulphus naast Maria vermeld wordt als patroon van het kapittel, verder ken ik geen vermeldingen): in ieder geval is de hoofdkerk geplaatst onder het patrocinium van Petrus en speelt Odulphus daar een ondergeschikte rol. Er zijn geen wonderen van Odulphus in Oirschot bekend. Kortom, geen van de vaste elementen die men voor een cultus normaal aantreft, vindt men terug in Oirschot. Bovendien is de door de mondelinge overlevering aangewezen geboorteplaats nog eens drie, vier km van de hoofdkerk verwijderd, wat ook al niet erg handig is voor de ontwikkeling van een cultus die pelgrims moet trekken of die een gemeenschappelijke identiteit moet kweken. In Sint-Oedenrode is dat alles keurig volgens het boekje. Indien Oirschot zoiets had willen doen rond Odulphus, dan is dat op zo’n klungelige manier gebeurd dat men zich nauwelijks kan voorstellen dat het voor de gemeente ook maar enig resultaat heeft gehad. Daar komt nog bij dat de meeste herdenkingsplaatsen op de plaats van overlijden en het graf betrekking hebben en dat geboorteplaatsen veel minder of nauwelijks voorkomen, ook omdat er (vanuit spiritueel oogpunt) ‘niets te zien is’, terwijl in een graf het lichaam van de heilige fysiek aanwezig is. En dat laatste kan wonderen verrichten. Pelgrims waren geïnteresseerd in de wonderdoende kracht van de heilige, zij waren geen toerist die het leven van hun patroon nauwkeurig in de ruimte wilde situeren en bekijken.
Daar komt nog bij dat de vita van Odulphus niet in Oirschot zelf geschreven is, maar vermoedelijk in Utrecht, waar hij zijn voornaamste activiteit heeft ontplooid. Indien de vita in Oirschot of omgeving tot stand zou zijn gekomen en/of indien het de bedoeling zou zijn juist de aandacht op de Oirschotse connectie te vestigen, zou het aandeel van Oirschot ongetwijfeld aanzienlijk groter zijn geweest dan nu het geval is. In feite beperkt dit Oirschotse aandeel zich tot één enkele vermelding die ik zo dadelijk zal analyseren. Nog iets: als men vanuit Oirschot Odulphus had willen claimen: waarom zou men dan een heilige uit een ander bisdom, nl. Utrecht, hebben genomen, die dan (zogezegd) niets met Taxandrië te maken had? De oriëntatie van Oirschot en de Meierij was eerder naar het zuiden, met Luik, de bisschopszetel, dan naar het noorden. Dat Odulphus naar Utrecht is getrokken, kwam omdat hij wilde missioneren: dat kon nog wel bij de Friezen, maar in het Frankische deel der Nederlanden waren de kansen daarop aanzienlijk kleiner. Het ziet er dan ook niet naar uit dat men de vermelding van Odulphus in de vita kan beschouwen als een vanuit Oirschot geïnspireerde interpolatie vanuit commerciële (pelgrims!) of identiteitsvormende motieven en daarmee vervalt een belangrijk argument om deze vermelding met wantrouwen te bejegenen.
Als we nu (eindelijk) naar de tekst zelf kijken, dan valt op dat Oirschot slechts één keer vermeld wordt in deze vita en dan eigenlijk nog en passant:

Vita Odulphi, 1, 3:
Quem sui parentes rogaverunt, non ita velle agere; sed ut voluntati eorum assentiret, atque ecclesiam quae nuncupatur Oroscoth cum populo regeret: nam illic natus extitit et nutritus. Quorum precibus evictus, votis eorum pro tempore paruit vel invitus.

‘Zijn ouders vroegen hem dat hij dat niet wilde doen (nl. in een klooster treden), maar dat hij hun wens zou volgen en de kerk die Oirschot wordt genoemd, met het parochievolk zou besturen. Want daar was hij geboren en opgevoed. Door hun smeekbeden overweldigd, gehoorzaamde hij een tijd aan hun wensen, ook al was dat tegen zijn zin.’

De vermelding van Oirschot vindt niet plaats in het kader van de geboorte van Odulphus zelf. Er wordt daar wel verteld wie zijn vader was, maar niet waar deze woonde. De vermelding volgt pas wanneer Odulphus, volgens het verhaal, in het klooster wil treden en zijn ouders hem smeken dat niet te doen, maar bij hen in de buurt te blijven en de zorg voor de plaatselijke kerk(gemeenschap) op zich te nemen. Op dat moment is het vanuit de logica van het verhaal zo niet vereist dan toch vanzelfsprekend dat deze kerk(gemeenschap) geïdentificeerd wordt, omdat anders de betekenis van de zin te vaag wordt. Het weglaten van de betrekkelijke bijzin quae nuncupatur Oroscoth (ik geef hier de lezing uit het Luikse handschrift in Brussel) geeft een onbevredigende constructie als atque ecclesiam cum populo regeret ‘dat hij de kerk met haar parochie zou leiden’. Een identificatie van deze kerk dringt zich m.a.w. haast vanzelfsprekend en noodgedwongen op. De vermelding dat Odulphus in dit Oroscoth geboren en getogen (natus et nutritus) was, volgt nu als een uitleg waarom hij juist aan déze parochie leiding zou moeten geven. De vermelding van Oirschot in dit kader én van het feit dat Odulphus daar geboren was is dus vanuit de tekst en de verhaal- of betoogtrant logisch en perfect te verwachten. Indien de auteur bewust (en vanuit ‘onzuivere’ motieven) de aandacht op Oirschot had willen trekken, rest de vraag waarom hij dat in de voorafgaande zinnen, als hij spreekt over Odulphus’ studie, ijver en godsvrucht, niet heeft gedaan: maar daar ontbreekt elke concrete plaatsaanduiding.
Het Latijn van deze vita is helder en beantwoordt aan wat men in deze periode (10de-12de eeuw) normaal aantreft. De auteur van deze tekst verstond zijn vak. Het ligt dan ook voor de hand deze auteur eerder te zoeken in een milieu met enige intellectuele traditie, zoals een bisschoppelijk hof, een domschool of een abdij, dan daarbuiten. Vandaar dat Luik of vooral Utrecht in aanmerking komen. Maar dan stelt zich ook de vraag wat het belang voor een auteur in Utrecht geweest zou kunnen zijn om op deze plaats en bij deze gelegenheid bewust valse of onjuiste informatie te verstrekken.

Uit dit alles kan ik dan ook enkel de volgende conclusies trekken:
De vermelding van Oroscoth als geboorteplaats in de vita van Odulphus is bijna en passant en bevindt zich op de plaats waar het narratief vereist is dit te preciseren. Deze vermelding leidt niet tot extra aandacht voor de geboorteplaats in verband met wonderen e.d. en kan dan ook niet worden beschouwd als een interpolatie vanuit commerciële of politieke motieven. De vita concentreert zich op Odulphus’ daden in Utrecht en Friesland. Zijn Oirschotse afkomst wordt in dit verhaal slechts even aangestipt. De tekst is vermoedelijk ook eerder in Utrecht geschreven (in ieder geval in het bisdom Utrecht), dus ver buiten Oirschot en in een gebied waar Oirschot geen administratieve banden mee had. Een auteur in het bisdom Utrecht heeft echter geen enkel belang bij het doorgeven van een onjuiste geboorteplaats. De vermelding van Oirschot verschijnt in de tekst als een detail. Het was de auteur te doen om het stichtelijk en navolgenswaardig leven van Odulphus, niet om Oirschot te promoten. Maar als de auteur inderdaad er geen belang bij heeft om Oirschot als geboorteplaats te promoten, neemt de kans dat deze informatie juist is, net toe.
De vermelding van Oirschot in de vita van Odulphus heeft dan ook alle kenmerken van een correcte historische informatie en er lijken geen bijkomende bedoelingen gevonden te kunnen worden, waarom deze informatie zou kunnen zijn toegevoegd. Dientengevolge kan ik bijna niet anders dan te besluiten dat de auteur van de vita van Odulphus zonder bijbedoelingen en naar beste weten vermeldt dat de heilige in Oirschot is geboren en getogen.

Nogmaals: niemand kan bewijzen dat Odulphus daadwerkelijk in Oirschot of Best geboren is, maar het is wel duidelijk dat de auteur van de vita het zo voorstelt en dat er onvoldoende redenen bestaan om aan zijn mededeling bij voorbaat geen geloof te hechten. Daarmee is ook een ander probleem opgelost, want deze vermelding van Oirschot hoort tot de oudste schriftelijke bronnen die we over Oirschot bezitten, als het al niet kortweg de oudste bron is.