Sint Joris gasthuis - Onderkomen voor pelgrims (1333)  

Een onbekende Oirschotse pelgrim in Rome

Verweij, M.
Van den Herd 2000-03

In de Middeleeuwen was Rome zonder twijfel het belangrijkste pelgrimsoord van het westen, al werd er af en toe concurrentie aangedaan door Jeruzalem en Santiago de Compostela. Talloze pelgrims hebben zich door de eeuwen heen naar Rome begeven, maar van de meeste ontbreekt ieder spoor. Een enkeling is nog te traceren. Dat geldt onder meer voor diegenen die tijdens hun bedevaart in Rome stierven en daar begraven werden, maar ook een aantal anderen is in archieven nog terug te vinden.

Een bijzondere rol voor deze pelgrims namen de z.g. nationale stichtingen in met hun gasthuizen en aansluitende kerken. In feite is zo'n nationale stichting te vergelijken met een instelling als het Sint Jorisgasthuis in Oirschot: pelgrims kregen er onderdak voor enkele dagen en behoeftigen konden er op terugvallen. Voor onze contreien, het gebied van de oude Nederlanden ofwel de huidige Benelux, zijn met name twee instellingen in Rome van belang geweest. Beide bestaan nog steeds en zijn inmiddels volledig Duitse stichtingen. Oorspronkelijk gaat het om stichtingen voor het hele oude Heilige Roomse Rijk waartoe niet alleen Duitsland en Oostenrijk behoorden, maar ook het huidige Nederland en België. De eerste instelling is die van het Campo Santo Teutonico naast de Sint Pieter op Vaticaans terrein: dit is voornamelijk een begraafplaats geweest. De tweede instelling, die van de Santa Maria dell'Anima, dicht bij Piazza Navona, is belangrijker als pelgrimshospitaal. Gesticht in de 14e eeuw door Jan en Katrijn Peters uit Dordrecht, ontwikkelde ze zich tot de belangrijkste Nederlands-Duitse instelling in de stad, al overheerste in de 16e en 17e eeuw het Noord- en vooral Zuid-Nederlandse element. De huidige kerk dateert uit het begin van de 16e eeuw en herbergt onder meer het grafmonument van paus Adrianus VI, de enige paus uit de Nederlanden (reg. 1522-1523), het monument van kardinaal Willem van Enckenvoirt uit Mierlo (1464-1534) en een kapel speciaal voor de Brabanders. In deze kerk bevindt zich ook de grafsteen van de Oirschotse zanger en componist Christiaan van der Ameijden (geboren in de Nieuwstraat 5), die vanaf 1563 deel uitmaakte van de pauselijke zangkapel (ook wel Sixtijnse kapel genoemd) en op 20 november 1605 in Rome stierf

Tijdens archiefonderzoek in de Anima stootte ik echter op nog een andere Oirschottenaar die iets minder fortuinlijk was dan Christiaan. Omdat een van de doelstellingen van de stichtingen het helpen van behoeftige pelgrims was, bevinden zich in de archieven hele mappen met verzoeken om ondersteuning. Daartussen bevond zich ook een verzoek van een zekere Joannes Martinus Orschotanus uit 1587.
Het document bestaat uit twee gedeelten, geschreven door twee verschillende personen. Het eerste deel is in het Latijns en vormt het eigenlijke verzoek. Het werd opgesteld door ene Pietro Amando Badiedelli en luidt in vertaling (de oorspronkelijke tekst volgt in een appendix):
Geachte heet provisor,
Drager dezes, Joannes Martinus uit Oirschot in Brabant, een arme pelgrim zonder geld, smeekt U dat het U mag behagen hem een aalmoes te schenken voor zijn reis. De genoemde Joannes zal God bidden voor Uw gezondheid en voor die van de hele Duitse natie.
Op verzoek van bovengenoemde Joannes Martinus heb ik deze brief geschreven, Pietro Amando Badiedelli, Uw arme dienaar.

Het tweede deel van de tekst is later (8 april 1587) bijgeschreven door Joannes Martinus zelf in het Latijn. Het bevat, zoals gebruikelijk was, de verklaring dat de aanvrager de subsidie daadwerkelijk ontvangen had:
Op de achtste dag van april in het jaar1587 verklaar ik, Joannes Martinus van Oirschot, dat ik van de edele heer Bernardus Merlius, provisor van de kerk en het gasthuis van Santa Maria dell'Anima der Duitsers drie julii heb ontvangen.
Ter bevestiging heb ik dit met eigen hand geschreven en ondertekend, zo is het Joannes Martinus van Oirschot.

De provisor was de voor één jaar aangestelde 'directeur' van de instelling. Ook Christiaan van der Ameijden is provisor geweest en wel in 1588, 1594, 1601 en 1604. Bernardus Merlius bekleedde eveneens een aantal malen deze functie en behoorde in die periode, net als onze Christiaan, tot de leidende figuren in het gasthuis. `Julir is een muntsoort in het Rome van die dagen. De kerk wordt nog steeds als `Duits' genoemd, wat bij ons een verkeerd en te beperkt beeld oproept: op het einde van de 16e eeuw behoorden de Nederlanden nog gewoon tot het Duitse of het Heilige Roomse Rijk en maakte men -zeker in het verre Rome- minder het onderscheid.

Wat leert deze tekst ons nu over Joannes Martinus of Joannes Maartens? Hij moet een ontwikkeld man zijn geweest, aangezien zijn handschrift verzorgd en geoefend is. Bovendien wijst het gebruik van het Latijn daarop, al kan die Latijnse tekst ook geciteerd zijn. Toch moet hij in dat geval in staat zijn geweest die tekst foutloos neer te schrijven, wat zijn ontwikkeling toch weer bevestigt. Voor zover ik heb kunnen nagaan, hoort hij niet tot de Leuvense studenten (zie mijn artikel 'Oirschot en de Leuvense universiteit' in: J.P.J. Lijten, H.J.M. Mijland, L.van Hout, Oog op Oirschot (Oirschot 1991), p.158-189), maar de inschrijvingsregisters voor de periode 1569-1616 zijn verloren gegaan, dus absolute zekerheid is daarover niet te krijgen. Omdat hij geld vraagt om de terugreis te kunnen maken, behoort hij ook niet tot de groep Meierijse studenten die voor het oorlogsgewoel van de Tachtigjarige Oorlog gevlucht waren en uiteindelijk in Rome belandden.
Tot nader order moeten we hem gewoon beschouwen als een pelgrim die in 1586-87 zijn reis maakte en vermoedelijk in april 587 de terugreis aanvaardde. Als hij op dat moment een kerkelijke functie had gehad, was die vermoedelijk wel genoemd om een betere indruk te wekken bij de provisor. Dit kan ook de reden zijn geweest waarom hij zijn verzoek door iemand anders liet opstellen, hoewel hij zelf de capaciteiten had om de brief te schrijven. Hij wierp zo ook de persoonlijkheid van de mij verder onbekend Badiedelli als gewicht in de weegschaal. Of Joannes Martinus verder in het Oirschotse archief naspeurbaar is, of hij daadwerkelijk is terug gekeerd enz., kan ik op het moment zelf niet nader onderzoeken. Misschien kan hier iemand uitkomst bieden?

Eén interessante vraag blijft er nog over. Heeft Joannes Martinus Christiaan van der Ameijden ontmoet? (Oirschots volk onder elkaar dus.) Vaak werden verzoeken om ondersteuning door verschillende leden van de bestuursraad bekeken en staat hun goedkeuring vermeldt op de aanvraag. In ons geval is dat niet zo. Van de andere kant werd de provisor bijgestaan door een conprovisor die hem het jaar daarna als provisor zou opvolgen. In 1587 was conprovisor... Christiaan van der Ameijden! Is er overleg geweest en heeft Van der Ameijden een goed woordje gedaan voor zijn plaatsgenoot? Te bewijzen is er niets, maar we kunnen de mogelijkheid niet uitsluiten. Opvallend is dat Joannes Martinus zich expliciet als Oirschottenaar presenteert, alsof iemand in Rome zou weten waar dat lag. Er was er één die dat wel wist, nl. Van der Ameijden. Maar of dat de verklaring is, of dat Joannes Martinus geen bedoeling had bij de aanduiding van deze herkomst, blijft open voor speculatie.

Appendix
Elemosinae et expensae ab anno 1586 ad annum 1601 (archief Santa Maria dell'Anima, E I 26), f.80:
(hand 1)
Magnifico signore provisore.
Ik latore del presente Giovanni Martino de Orschodt Brabantese essendo povero pelegrino senza dinari supplica a V.S.M. che a lei piacea di dargli qualche elemosina per il suo viaggio. 11 gia detto Giovanni pregera Iddio per la vostra salute et essaltatione et de tutta la natione Thedesca.
A priegieri del gia detto Giovanni Martino ho fatto la presente io Pietro Amando Badiedelli poveri di V.S.M. servitore.
(hand 2)
Die octava mensis aprilis anno 1587 fateor ego Joannes Martinus Orschotanus recepisse a nobili viro domino domino Bernardo Merlio provisore ecclesiae et hospitalis Beatae Mariae de Anima Teutonicorum tres julios — In fidem veritatis manu propria hae scripsi atque subscripsi,
Ita est Joannes Martinus Orschotanus.