Het huidige Zorgcentrum Sint-Joris stamt al uit de veertiende eeuw. In het jaar 1333 stichtte Rogier van Leefdael, Heer van Oirschot, bij testament het Sint Joris gasthuis. Zijn weduwe Agnes van Kleef realiseerde het. Hun wapens zijn in het plaveisel voor de kapel aangebracht.
Van het middeleeuwse gasthuis is niets overgebleven. Het oudste gebouw is nu 'den Beyerd' (vijftiende eeuw) aan de Gasthuisstraat. De kapel dateert uit de negentiende eeuw. 'Den Beyerd' was de gezamenlijke eet- en verblijfszaal voor de gasten en maakte deel uit van het gasthuis als toevluchtsoord voor de 'pauperes Christi: de armen van Christus'. Zieken, gebrekkigen en mensen zonder onderdak werden opgenomen. Ook werd 'den Beyerd' bezocht door pelgrims, die op weg waren naar Compostella, Rome of Jeruzalem. Vaak waren het misdadigers, die deze tocht moesten maken als boetedoening. Toen steeds meer landlopers en zwervers zich verkleedden als boetvaardige zondaars en de godsdienstoorlogen het katholieke geloof onder druk zetten, raakten de bedevaarten langzamerhand in onbruik. Het Sint Joris gasthuis werd toen een woonhuis voor notabelen, waarbij een deel van de huursom moest worden besteed aan armenzorg.
In 1848 kreeg het pand opnieuw een sociale bestemming: het werd een 'armenziekenhuis' voor 'oude of gebrekkige lieden'. Drie Oirschotse zusters namen de verzorging op zich. Het gasthuis groeide zo snel dat ook het aantal zusters toenam en het gasthuis in 1864 al erkend werd als zelfstandige kloostergemeenschap. Sinds die tijd is de functie van het gasthuis, ouderenzorg, niet wezenlijk veranderd. De zusters zijn weliswaar verdwenen, maar het gasthuis van weleer is uitgegroeid tot een modern woonzorgcentrum.