Voor paus Martinus V op 9 december 1425 op verzoek van hertog Jan IV van Brabant en de Leuvense stedelijke magistraat een bul uitvaardigde, die de oprichting van een universiteit, een "studium generale", te Leuven bepaalde, waren de bewoners van de Nederlanden voor hun hoger onderwijs aangewezen op veel verder gelegen instellingen als die van Parijs of (vanaf 1388) Keulen. De nieuwe instelling die op 7 september 1426 haar deuren opende, bracht niet alleen universitair onderwijs in de Nederlanden zelf; en wel in het centrale gewest Brabant, maar bezorgde de stad Leuven die na de ernstige onlusten van 1378 in verval geraakt was, nieuwe welvaart die nog in het stadsbeeld terug te vinden is in het stadhuis en de Sint-Pieterskerk met haar kostbare interieur, terwijl de stad ook nu nog haar betekenis en karakter grotendeels aan de toen gevestigde universiteit ontleent.