Vergroot beeldmateriaal
Oirschot is een monumentaal dorp. Iedereen is het daarover eens. Iedereen ziet de grote St.Petruskerk en het oude raadhuis, het Boterkerkje, de oude en karakteristieke gevels.
Maar er is meer. Er zijn ook kleine monumenten die minder opvallen. Vaak zijn het details in een groter geheel. Dikwijls zijn ze onooglijk, niet opvallend. Meestal zijn ze niet belangrijk meer. Ze zijn niet funktioneel meer, maar overbodig, soms zelfs lastig geworden. Vele van die kleine monumenten zijn dan ook verdwenen. Maar links en rechts zijn ze er nog. Als je rondloopt door Oirschot en je ogen ervoor openstelt zijn ze te ontdekken.
Voetenschrapers
De voetenschraper was eens een normaal voorkomend voorwerp aan menige voor- en achterdeur.
Toen de straten nog slechts wegen waren, hooguit in het midden verhard, liepen de mensen door slijk en vuiligheid. Voor het huis werd door de huiseigenaar dikwijls een stukje bestraat: de stoep. Voordat men het huis binnenging werden daar de klompen uitgedaan of de schoenen schoongeschraapt.
Een schoenenschraper zou misschien een betere aanduiding zijn, maar de algemene benaming (ook volgens de dikke Van Dale) is voetenschrap(p)er.
In Oirschot heb ik er drie teruggevonden. Het is steeds een op één poot staande gebogen vorm, uitlopend in twee sierknoppen. De eenvoudigste is die bij het pand Noyenstraat 14. Het is een geheel platte metalen sikkelvorm met voet en sierknopjes uit één stuk.
Bij Nieuwstraat 33 zien we eenzelfde platte sikkelvorm, waarvan de uiteinden nu echter drie-dimensionale sierknopjes laten zien. Het platte schraapmes is hier in een dikkere voet vastgezet.
De derde voetenschraper zien we bij Nieuwstraat 48. Ook deze is uit één stuk, maar robuuster. De poot en de knoppen zijn driedimensionaal rond; de voet heeft een breder wordende basis, waaronder de pin zit, waarmee hij in de grond is bevestigd.
Deze voetenschrapers staan alle drie in een beschermd milieu: de stoepen zijn omheind met palen, hekken en kettingen. De stoepen worden niet belopen.
Er zijn in Oirschot zeker meer voetschrapers geweest. Met het bestraten van de wegen werden de voetenschrapersoverbodig. Toen door het drukker wordende verkeer de voetgangers werden verdrongen naar de privé-stoepen, stonden ze in de weg; het waren gevaarlijke struikelijzers geworden en werden verwijderd, in een schuur gegooid, bij het kippenhok gezet, of ze verdwenen met het andere vuilnis.
Volgens Olyslaegers, die zich voor dit hygiënisch attribuut het eerst oriënteerde op het begijnhof te Lier (B.), werden de oudste gesmede schraapmessen met lood vastgegoten in een witte steen. Ik meen stellig dat een dergelijke vorm vroeger op de stoep stond van het pand Nieuwstraat 45. Ik ben daarover weleens half gestruikeld als ik naar de jongensschool liep. Of hij ook op een dergelijke wijze was gemonteerd tussen de gele en zwarte tegeltjes weet ik niet. Daarvoor had ik toen nog geen oog. Ook deze voetenschraper stond oorspronkelijk in een beschermd milieu: op de linker en rechterhoek van de voorgevel is nog een restant van een hekwerk te zien, terwijl de hoekpunten van de hardstenen rand van de stoep nog de gaten te zien zijn waarin een ijzeren stijl van de afbakening was geplaatst.
Toen de voetenschrapers een sta-in-de-weg werden kwamen er ook andere vormen in zwang. Olyslaegers vindt halfronde beugels die naast de voordeur in de muur gemetseld waren.
In de late 19de eeuw, als het gietijzer in zwang komt, verdwijnen de schraapijzers in een versierde nis in de meestal hardstenen ondergevel naast de voordeur. Van dit soort heb ik er in Antwerpen in een bepaalde straat nog veel gezien. Ook in Roosendaal zijn er nog te vinden. In Oirschot zou ik ze verwachten in de statige huizen in de Nieuwstraat en vooral aan de rechterkant van de Koestraat, waar de voetgangers langs de voorgevels lopen. Daar zijn echter geen restanten (meer?) te zien.
Bij de Vlaamse dorpskereken van Duffel en Boechout heeft Olyslaegers ook gemeenschappelijke voetenschrapers gevonden, zodat het kerkvolk massaal zijn schoenen kon kuisen alvorens het godshuis te betreden.
Drie voetenschrapers in Oirschot is niet veel meer. Laten we zuinig zijn op deze kleine monumenten!
Literatuur:
Olyslaegers, Joris : Voetschrapers, een verdwijndend gebruiksvoorwerp. In: Ons Heem, 2-maandelijks tijdschrift van het verbond voor Heemkunde v.z.w. jaargang 41, nr. 4 (Hooimaand/juli 1987) p. 126-130.
Pishoeken
Onze fraai betegelde badkamers en toiletten met de frisse lavendel- en dennegeuren zijn het produkt van een lange ontwikkeling in een hygiënisch steeds verder ontwikkelde samenleving. Een beschrijving uit minder frisse tijden geeft Weijns, wanneer hij vertelt dat de gasten van de Franse koning binnenshuis op trappen, in gangen en achter deuren hun behoefte deden. Ook in een oude duitse versie van het volkshoek van Ulenspiegel doen kinderen hun behoefte achter een deur, waarop de waard vraagt of de hof niet groot genoeg is. De tuinen van het Louvre werden eveneens voor dit doel gebruikt, tot dit in 1606 door de koning verboden werd. Het erf, de hof en de straat waren dé plaatsen om te wateren en grote boodschappen te deponeren.
Bij veel dorpen was er vlakbij het centrum vaak een plaats, meestal bij een muur of heg, waar je vóór de H. Mis een gezelschap boerinnen kon zien hurken. Door de open broek ('snelpisser') die de boerinnen onder hun wijde rokken droegen, was dat een fluitje van een cent en gaf het geen aanstoot.
Op schilderijen en prenten van Brueghel en zijn tijdgenoten, vooral de volksfeest- en kermisscènes, zien we veelvuldig mensen afgebeeld die hun gevoeg doen.
Plassen en poepen zijn menselijke funkties die in de leefomgeving thuishoren. Wanneer er meer mensen bij elkaar komen wonen, leidt dit overlast. Deze menselijke uitingen moeten gereguleerd worden. De Romeinen hadden al publieke latrines: tegen het einde van de derde eeuw waren er in Rome al een kleine 150.
In Parijs verschenen de eerste openbare 'sekreten' pas in 1670. In 1730 kwam iemand op het lumineuze idee met een 'wandelend gemak' door de straten rond te trekken, op zoek naar mensen met hoge nood.
Op de dorpen komt die behoefte tot regulering pas veel later. Het verdwenen urinoir op de Oirschotse markt was 20e-eeuws.
Het buitenshuis wateren is voor de man langer aantrekkelijker gebleven dan voor de vrouw. Een man hoeft daarvoor minder moeite te doen. Hij kan tegen een boom of in een hoek gaan staan, doet zijn gulp open en watert. Voor de vrouw is de operatie omslachtiger.
Wanneer steeds weer op dezelfde plaats tegen een muur gewaterd wordt, tasten de bijtende urinebestanddelen het metselwerk aan, terwijl het ook een vieze stinkhoek wordt. Om van deze pishoeken bevrijd te blijven nam men maatregelen die het wateren bemoeilijkten. In Oirschot heb ik nog zeven van dergelijke beschermde plekken kunnen ontdekken.
-
In de hoek die gevormd wordt door Vrijthof 9 en 10 is het wateren onmogelijk gemaakt door een eenvoudig smeedijzeren hekje. Vijftien spits toelopende ronde staanders zijn gevat in twee horizontaal gebogen platte ijzers, die aan weerszijden onder en boven aan de muur zijn bevestigd.
-
In de Rijkesluisstraat vormt de hoek tussen de boerderij van Van Overbeek en de ommuring van het erf een ideale pishoek. Hier is eveneens een smeedijzeren konstruktie gemaakt, zodat de hoek niet bereikbaar is. Een ruitvormige stang, die aan weerszijden in de muur is ingewerkt, wordt in het midden ondersteund door een aan de bovenkant gespitst T-profiel , dat in de grond in beton is vastgezet.
-
In de Dekanijstraat vinden we een mooie pishoek in de hoek tussen de nrs 3 en 5. Deze hoek is vlak afgesmeerd met cement: onder breed, boven toelopend tot een punt. Wil men hier wateren, dan spettert men zichzelf nat. De geschilderde spatrand van het huis is op het cement voortgezet.
-
In de Heistraat is bij nummer 2 dezelfde oplossing uitgevoerd, maar primitiever afgewerkt. De geverfde bepleisterde spatrand van het woonhuis is op de pishoekbescherming én op de staander van de naastgelegen poort met verf doorgetrokken.
-
De pishoek in de Nieuwstraat hoort bij het monumentale pand nr. 48. Ook hier is de hoek dichtgesmeerd met cement. Het cement is in dit geval niet vlak afgesmeerd, maar staat bol naar voren. Mogelijk is de hoek eerst opgevuld met puin. Het is geen vakkundig bouwvakkersprodukt: het cement is horizontaal over de grond uitgelopen/uitgesmeerd. Links in de muur zien we nog een restant van een ijzeren verbinding met het hekwerk op de stoep. (zie ook 7).
-
Een erg rustig gelegen pishoek ligt in de kerkepad waar hij uitkomt in de Gasthuisstraat. Deze hoek is, waarschijnlijk eerst ook opgevuld met puin, wat rondvormig dichtgemetseld, waarna het metselwerk is afgesmeerd met cement en de bovenkant hiermee is volgesmeerd.
-
De meest ontwikkelde pishoek vinden we weer(!) in de Nieuwstraat tussen café St. Marten en de voormalige zadelmakerij. Ook hier is de basis waarschijnlijk een opvulling met puin, waarna de hoek met cement rondvormig afgezet. De geverfde spatrand van de panden (voor de verbouwing zwart, nu grijs) is over het cementen kunstwerk voortgezet. Bovendien is deze pishoek afgezet met een gebogen horizontale smeedijzeren stang, waarop twaalf spitse punten zijn bevestigd. De stang is aan beide zijden omgebogen en aan de muur bevestigd met bouten. Ook zonder deze stang pist men hier niet zonder zelf nat te worden. Wellicht is deze stang bedoeld om kinderen te weerhouden om het kunstwerk te gebruiken als speel-objekt.
Ook anno 1996 is er nog overlast door openbaar urineren. In de grote uitgaanscentra van Valkenswaard en Eindhoven, waar veel mensen veel innemen, moet veel gewaterd worden. Doordat de capaciteit binnen te klein is(?) gaat men, net als vroeger, naar buiten. Op het Stratumseind in Eindhoven wordt het 'wildplassen' beboet met f 100, = . Dit wordt aangegeven door een rond verbodsbord met de afbeelding van Manneke Pis, met daaronder een wit bordje met het bedrag van de boete.
Enige gezegden bij dit onderwerp:
-
Gij maakt mijn pis nie lauw: ik ben niet onder de indruk.
-
Zondagse pis deugt niet: doordat zaterdags veel bier werd gedronken zat er 's-anderendaags te weinig ammoniak in de urine van de Kruikenzeikers voor het vollen van het laken.
-
Een dun straaltje pissen: het niet breed hebben.
-
't Pist al met 'n beugske: hij wordt al groot.
-
Hier zulde pissen en nie tegen het kerkhof: kaartterm, gezegd bij het uitspelen van een goede kaart.
-
Ik laat niet tegen mijnen muur pissen: kasteleinsuitdrukking: mijn gasten komen niet zonder betalen weg.
-
De kalk niet uit de muur pissen: niet veel naar de kroeg gaan.
-
Nie in bed pissen en toch nat worre: onschuldig veroordeeld worden.
-
Waar énen hond pist, daor pissen er meer.
Literatuur:
(°)Weyns. J.
Haard en Heem. Leesboek over heemgebonden dingen.
1984 (Heistse Heemkundekring "Die Swane"), Heist op den Berg.