Kunst en cultuur - Beeldende- en muzikale kunst (1923)  

Jan, Antoon en Maria Kruysen

Kuijpers, J.
2011

Vergroot beeldmateriaal

Jan Kruysen was, zeker in de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw, een toonaangevende exponent van de Brabantse schilderkunst. Zijn zoon Antoon Kruysen genoot internationaal, vooral in Frankrijk, meer aanzien en was eveneens een markant mens en schilder. Dochter Maria Kruysen was autodidact, evenals haar vader. Zij begon pas op latere leeftijd met schilderen en wist daarin hetzelfde eigenzinnige talent naar voren te brengen als haar vader en haar broer. 

Het levensverhaal van de schilder Jan Kruysen

De schilder Jan Kruysen leefde van 1874 tot 1938. Hij werd 64 jaar oud. De laatste vijftien jaar van zijn leven vanaf 1923 tot aan zijn dood in 1938 woonde hij in Oirschot. Jan Kruysen was een typisch heerschap. Gekleed met een grote zwierige hoed, wambuis, kuitbroek, schoenen met gespen en een wijde cape liep hij door het Oirschotse dorpsbeeld. Hij had een markante kop, een grote snor en een puntbaardje. Zijn flamboyante levensstijl paste in het geheel niet bij het eenvoudige Oirschotse dorpsleven. De dorpsbewoners vonden hem maar ‘unnen aorige’. Jan Kruysen is op 9 oktober 1874 in Liempde, Noord Brabant, geboren. Zijn grootvader was een loonarbeider en zijn vader was in dienst van de Staatsspoorwegen in Boxtel, waar hij als ambtenaar verantwoordelijk was voor het goederenvervoer. Bovendien had zijn vader ook nog een klein boerderijtje in Liempde. Zijn vader had een goedaardig karakter, kon goed zingen en ging graag uit. Hij had drie zonen waarvan Jan de jongste was. Alleen Jan had de begaafdheid en talent om te schilderen. Ook uiterlijk leken de twee broers in het geheel niet op Jan. Van afkomst waren het dus heel gewone Brabantse boeren mensen.

De Jeugd van Jan Kruysen

Op de lagere school was Jan bepaald niet ijverig. Hij volgde de lagere school slechts gedeeltelijk tot omstreeks zijn dertiende jaar. Uit verveling zat hij onder schooltijd heimelijk poppetjes en figuurtjes te tekenen, in plaats van de lessen te volgen. Ook thuis deed hij dat, tegen de zin van zijn ouders. Ze hadden liever dat hij zijn best deed op de lagere school. Zij zagen bij hem wel zijn tekentalent, maar ze vonden het als eenvoudige boerenmensen, maar abnormaal en een schande als Jan kunstschilder zou gaan worden. Toch wilde hij dat. Hij is zeer primitief begonnen. Van een huisschilder kreeg hij verf. Penselen maakt hij zelf van paardenhaar. De verf mengde hij met petroleum in plaats van lijnolie. Dan begon hij te schilderen op schuurdeuren en karton. Maar als het opdroogde dan viel de verf er gewoon weer van af. Pas later hoorde hij dat er verf in tubes en penselen in de handel waren.

Verlies van zijn moeder

Al op zeer jonge leeftijd verloor Jan zijn moeder. Zijn vader hertrouwde met een in zijn ogen gierige boerin. Als jonge jongen moest hij van haar, als hij van school kwam, hard werken op het land. In de zomer van vier uur ‘s-morgens totdat het donker werd. Toch bleef hij stiekem tekenen en portretten maken. Als zijn stiefmoeder daar achter kwam dan pakte zij de tekeningen van Jan af en ging ze verscheuren of verbranden. Zijn talent werd dus al op jonge leeftijd miskend. Dit had tot gevolg dat Jan zich steeds meer in zichzelf terugtrok en in eenzaamheid veel huilde. Zijn gevoelig karakter leidde er toe dat hij het liefste alleen was met het vee. Hij noemde zichzelf koeienjongen. Ook zong hij graag en had een mooie baritonstem. Hij hield van muziek maar lid worden van een muziekgezelschap wilde hij niet. Wel speelde hij thuis veel piano en harmonium. Zijn overgevoeligheid dreigde zelfs over te gaan in hysterie. Hij verwondde zich graag met breinaalden door ze dwars door zijn armen of benen te steken, zonder dat het pijn deed en zonder dat er bloed uit kwam. Hij verbaasde zich daarover en vroeg aan anderen hoe dit kon. Hij was er ook wel een beetje trots op, omdat hij dit beschouwde als een reactie op de gevoelloze manier waarop hij door zijn stiefmoeder werd behandeld. Soms moest hij zijn boterham bedekken met zout in plaats van er boter op te smeren. Hij hield van paardrijden, soms met twee paarden tegelijk, waarbij hij met zijn benen op beide paarden ging staan. In wedstrijden was hij iedereen te snel af.

Van huis weggelopen en in militaire dienst

Toen Jan ouder werd, dacht hij er veelvuldig aan om van huis weg te lopen. Zijn slechte relatie met zijn stiefmoeder was daar de oorzaak van. Maar hij wilde dat zijn vader, die een zachtaardig karakter had, niet aan doen. Hij vond uiteindelijk een oplossing door zich opzettelijk niet aan te melden voor de militie. Door zijn aanmelding te verzuimen werd hij gedwongen om twee jaar dienst te nemen in militaire dienst. Daarmee bereikte hij zijn doel, weg van huis, en moest hij opkomen in Breda. Als gewoon soldaat, wat voor die tijd vernederend was. Als je het kon betalen dan zorgde je voor een remplaçant. De vader van Jan wilde dat ook doen, maar Jan weigerde dat. In dienst was hij verlost van zijn bazige stiefmoeder. En kon hij volop uiting geven aan zijn artistieke en humoristische neigingen. Daardoor kwam hij al gauw in de gunst van zijn superieuren, die zich maar al te graag door hem lieten portretteren. Daarmee ontkwam hij aan allerlei dienstplichtige oefeningen. Na afloop van de diensttijd zou hij weer terug moeten naar huis. Maar dat wilde hij niet. Hij stelde daarom aan de kapitein voor of hij als vrijwilliger mocht gaan dienen in Oost-Indië. Wegens zijn minderjarigheid, hij was toen nog geen 20 jaar, moest zijn vader echter toestemming daarvoor geven. Die weigerde dat. Dus moest Jan weer terug naar Liempde.

Uit militaire dienst maar niet naar huis

De gedachte dat hij weer moest samenleven met zijn stiefmoeder, bracht hem op het idee om niet naar huis te gaan maar naar een tante, die in Boxtel woonde. Zonder iets anders te bezitten dan de soldatenkleren, die hij aan had, vroeg hij of hij bij haar in huis mocht komen wonen. Hij besefte ook dat hij iets moest gaan doen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Eerst kreeg hij een baantje als toezichthouder over het personeel van een plaatselijke wasserij. Dat beviel hem niet. Toen ging hij werken bij foto-peinture Bogaerts in Boxtel. Daar moest hij vergrootte foto’s inkleuren. Hij vond ook dit geestdodend werk. Dus besloot hij zijn roeping te volgen en ging voor eigen rekening schilderen en tekenen. Daarvoor ging hij letterlijk de boer op. Tot uren in de omtrek zwierf Jan langs boerenfamilies om te gaan vragen of hij familieportretten van die families mocht schilderen. Of vroeg hij om foto’s, die hij dan naschilderde. Hij heeft er duizenden van gemaakt. Hij lijstte die dan in en ging ze dan te voet bezorgen. Soms moest hij wel drie tot vier uur met een schilderij onder zijn arm lopen en vroeg dan voor zo’n schilderij f. 2.50. Deze schilderijen moesten ook nog eens fotografische correct zijn anders kreeg hij ze ter verbetering terug. Die geschilderde portretten moesten zo realistisch mogelijk zijn. Geleidelijk aan begon hem dat tegen te staan. En besloot hij voor eigen risico te gaan schilderen, zoals hij dat zelf wilde. Maar anderen vonden dat maar niets. Wegens geldgebrek om materialen te kopen schilderde hij die werken dan maar steeds weer over.

Trouwen

Jan, inmiddels 23 jaar oud, woonde in 1897 nog in Boxtel toen hij trouwde met Barbara van Dijk, geboren in Boxtel op 5 maart 1898. Door zijn trouwen werd zijn armoede nog verergerd. Omdat hij over de nodige humor beschikte en goed kon zingen gaf hij komische voordrachten bij feestelijke gelegenheden en kermissen onder de Franse naam “Jean”. Zo kon hij wat bijverdienen.

Zijn twijfels over het katholieke geloof en zijn terugkeer tot het katholicisme

Ofschoon Jan van huis uit katholiek was zette hij zich in die tijd flink af tegen het katholieke geloof. Hij vond dat geestelijken maar heerszuchtig optraden. Hij noemde ze zelfs onbarmhartige ridders. Hij zocht zijn heil bij het occultisme en het spiritisme. Maar ook deze geloofsuitingen konden hem niet bevredigen. In 1900 verhuisde hij met zijn vrouw naar Tilburg, waar hij aan het Piusplein meerdere jaren heeft gewoond. Hij liet zich in de burgerlijke stand inschrijven als landschapsschilder. Daar probeerde hij in zijn onderhoud te voorzien door portretten en landschappen te schilderen. In Tilburg kreeg hij contact met het Missiehuis van de Paters der H.H. Harten. Dit missiehuis aan de Bredascheweg in Tilburg had een uitgebreide bibliotheek. Met een zekere minachting mocht Jan daar een kijkje gaan nemen. Eerst vroeg hij of hij het uitheems museum mocht bezichtigen. Een oud broedertje, genaamd Alexius begeleidde hem en gaf hem alle gewenste inlichtingen en was zeer voorkomend. Een week later ging hij terug om de bibliotheek te gaan bekijken. Het gedienstige broedertje gaf hem bij zijn afscheid een klein boekje mee over de verschijningen van O.L. Vrouw te Lourdes. Hij durfde dit niet te weigeren maar toen hij thuiskwam slingerde hij dat boekje nijdig op de kast. Maar een paar dagen later toen het regende en hij zich verveelde haalde hij het boekje van de kast en begon het eerst onverschillig in te bladeren om het daarna aandachtig te lezen tot het einde toe. Het had hem danig getroffen en Jan begon weer een gelovig katholiek te worden. De verzoening met de kerk en het katholieke geloof is van grote invloed geweest op zijn verdere werk.

Het huwelijk met Barbara van Dijk

Het beroep dat hij had, bracht hem alleen maar armoede. Dat werd overduidelijk toen hij, inmiddels verhuist naar Woensel in Eindhoven, waar hij vanaf 1905 woonde, op 1 mei 1911 uit zijn huis werd gezet. Hij had een grote huurachterstand en werd, met de inmiddels steeds talrijker wordende kinderschare, op straat gezet. Uit het huwelijk met Barbara van Dijk zijn maar liefst zestien kinderen geboren. Twee van zijn kinderen Antoon Kruysen en Maria Kruysen hebben het schildertalent van vader. Bij de geboorte van hun zestiende kind op 25 april 1915 overleed Barbara. Door het overlijden van zijn vrouw kon hij niet meer zorgen voor zijn talrijke kinderschare. Het lukte hem om zijn kinderen op verschillende adressen onder te brengen. Na de dood van zijn vrouw trad er een periode in zijn leven dat gekenmerkt wordt door zijn vele omzwervingen. Zo woonde hij tot 1916 in Woensel en in Valkenburg. Daarna verhuisde hij naar Meijel, waar hij tot 1918 woonde. In 1921 ging hij in Heeze wonen.

Zijn vertrek naar Duitsland

Het zwerversbestaan zette hij daarna voort in Duitsland, waar hij in tal van plaatsen heeft gewoond. In Silezië, dat toen nog bij Duitsland hoorde, nu bij Polen, leerde hij zijn tweede vrouw kennen. Martha Maria Menzel, geboren te Kreisewitz op 12 februari 1889. Zij had één kind, namelijk Johanna Erica Menzel. Hij trouwde met haar in 1923. De zwerver en vrije vogel krijgt door zijn huwelijk eindelijk rust en verlangt heimelijk naar het Brabantse Land, waar hij in 1923 weerkeert. Oirschot werd het dorp van zijn keuze. Tot zijn dood in 1938 heeft hij in Oirschot gewoond in een boerderijtje aan de Fluterd. Jan overleed in het St. Josephziekenhuis in Eindhoven op 6 oktober 1938. De stervensbegeleiding gedurende drie weken werd gegeven door Emilie Caselli, zuster van Aloysia Wijsbek-Caselli, de vrouw van zijn grote vriend Henri Wijsbek, die in Valkenburg woonde en met wie hij veel correspondeerde. De tweede vrouw van Jan Kruysen overleed als weduwe op 3 juni 1949 in Oirschot.

De vriendschapsband tussen Jan Kruysen en Henri Wijsbek

In 1921 zat Jan Kruysen midden in zijn zwervend bestaan. Enkele jaren daarvoor was zijn eerste vrouw gestorven en zijn zestien kinderen waren her en der ondergebracht. Een vaste woon- en verblijfplaats had hij niet. Hij reisde veel en vertoefde graag in Valkenburg, waar hij zijn intrek nam in hotel de Kroon, tegenover het station in Valkenburg. Daar ontmoette hij Henri Wijsbek. Het was een toevallige ontmoeting met voor Jan grote gevolgen.

Korte geschiedenis van Henry Wijsbek
Henri Wijsbek was bouwkundige van beroep en mede eigenaar van een Timmerfabriek in Heerlen en een vermogend man. Hij woonde in een huurhuis in Valkenburg en reisde dagelijks met een kennis op en neer naar Heerlen. Die kennis vertelde hem, dat in hotel De Kroon tegenover het station in Valkenburg een Brabantse schilder was komen wonen. Het was een interessant type, waar Henri Wijsbek beslist eens kennis mee moest maken. Maar Henri Wijsbek voelde daar aanvankelijk niets voor, want hij was toch van plan om naar Heerlen te verhuizen. Toen de vrouw van Henri Wijsbek korte tijd daarna overleed en de aspiraties om naar Heerlen te verhuizen, wat eigenlijk de wens van zijn vrouw was, geen rol meer speelde, wilde hij zich definitief vestigen in Valkenburg en graag een woning kopen in plaats van te huren zoals hij nu deed. Hij kocht toen een groot vrijstaand herenhuis, dat in bezit was van de eerwaarde Zusters van de Congregatie 'De Heilige Familie'. Hij noemde dit huis Villa Jacoba, naar de voornaam van zijn pas overleden vrouw. Toen Henri Wijsbek daar woonde werd hij in de zomer van 1921 diverse malen door overigens weer een andere kunstenaar er op gewezen, dat in hotel De Kroon een zeer begaafde kunstschilder, genaamd Jan Kruysen vertoefde, die hij beslist eens zou moeten ontmoeten. Maar Henri Wijsbek had in het geheel geen belangstelling meer voor kunstschilders. "Geen schilders en geen schilderijen wil ik meer zien", was zijn geïrriteerd antwoord.

Het voorgenomen vertrek van Jan Kruysen uit Valkenburg
Jan Kruysen was voornemens om na drie maanden in Valkenburg gewoond te hebben, weer eens te vertrekken. Op de avond vóór zijn vertrek nam de stationschef hem echter mee naar Henri Wijsbek. De stationschef, die Henri Wijsbek goed kende vond toch, na diverse malen zinloos daarop te hebben aangedrongen, dat hij Jan Kruysen toch een keer moest ontmoeten. Ze hebben heel de avond met elkaar gepraat. Het duurde tot na middernacht. Die avond ontstond er een vriendschapsband tussen Jan Kruysen en Henri Wijsbek, die vanaf dat moment nooit meer verbroken zou worden. De band, die beiden met elkaar hadden was ondanks tegenkantingen van buitenaf, daarvoor veel te intens. Jan ging de volgende dag niet weg, maar bleef in Valkenburg. Dagelijks bezocht hij Henri Wijsbek. Korte tijd daarna trok hij bij zijn nieuwe vriend in. Veel hadden Jan en Henri gemeen. Beiden waren Brabander van geboorte, beiden waren weduwnaar en beiden hadden iets met kunst. Jan liet de stationschef, die een vrije dag had, een paar kunstwerken ophalen in Eindhoven, die hij daar in onderpand had gegeven om de bakker te kunnen betalen.

Henri Wijsbek was uitermate enthousiast
Voordat Henri Wijsbek Jan Kruysen leerde kennen had hij nogal wat schilderijen gekocht. En telkens kwam hij tot het oordeel, dat die schilderijen hem niks zegden. Hij vond ze dikwijls behaagziek, vleiend, speciaal uitgezocht en nietszeggende salonstukken, die doorgaans met het ware leven en de natuur niets hadden uit te staan. Ze waren meestal even leeg van binnen als de salons zelf, waar ze dienst moesten doen als een duur soort behang. Toen hij de schilderijen van Jan Kruysen zag vond hij ze prachtig. Het waren werken uit een 'storm- en drangperiode', waarin een overgevoelige stemming lag. Ze waren prachtig gemaakt, zowel in vorm als kleur. Schilderijen, die hem onmiddellijk pakten, hem aanspraken, de aandacht vroegen en iets te vertellen hadden. Verre van die salonstukken, die hij eerder had gekocht. Toen hij tegen Jan Kruysen zei dat hij ze prachtig en wezenlijk echt vond, keek hij verbaasd naar Henri Wijsbek en zei: " Is dit echt gemeend, welnu daarvoor word ik voor gek verklaard. Niemand wilde ze, nog niet voor een rijksdaalder, en meestal moest ik deze dan, door mijn armoede uit gebrek aan doek, weer overschilderen, omdat ik schilderen moest, uit hartstocht als 't ware boetserend in de verf".

De verdere contacten met Jan Kruysen
Henri Wijsbek kreeg van geestelijken nogal wat waarschuwingen over zijn contacten met Jan Kruysen. Hij moest met hem zeer voorzichtig zijn, want die schilder deugde niet. Hij was een onbetrouwbaar iemand, die zijn kinderen verwaarloosde. Het bracht Henri Wijsbek aan het twijfelen of hij zijn relatie met Jan Kruysen wel moest doorzetten. Een goede huisvriend van Henri Wijsbek, pater Jezuiet M. van Nieuwenhoven was van Nijmegen overgeplaatst naar Maastricht. Hij was een apostel onder de armsten. Hij kwam iedere week bij hem en dan gingen ze wandelen, pratend over het leven en de natuur. Hier leerde de pater ook Jan Kruysen kennen. Hij spoorde Henri aan om zijn relatie met hem door te zetten. Zo'n geestelijke steun had Wijsbek echt nodig om niet verder meer te twijfelen. Want de verdachtmakingen hielden maar niet op. Hij vond geen kwaad in Jan. Ze spoorden elkaar aan om tot beter denken en doen. Al pratend en werkend leerden zij de kunst beter te begrijpen. Ook Jan wist niet wat schilderen eigenlijk was. Opleiding had hij niet genoten. En door alle armoede heen moest Jan zijn eigen weg zoeken om zo zichzelf te kunnen blijven.

Het vertrek van Jan naar Duitsland
In mei 1922 brandde de fabriek van Wijsbek af. In die fabriek werkten 200 mensen en ze hadden 90 machines. Met z'n drieën, waaronder Henri Wijsbek, waren ze directeur-eigenaar. Na de brand werd de fabriek veel kleiner opgebouwd en Henri Wijsbek besloot, tegen een uitkoopsom van f. 200.000, zich uit de fabriek terug te trekken. Van de rente kon hij gemakkelijk leven en kreeg alle tijd om zich met kunst bezig te houden. Samen met Jan kon hij daarover veel praten. Maar de rusteloosheid bij Jan Kruysen bleef maar opborrelen. Het bracht de kunstschilder ertoe om samen met z'n leerling Jan Broese naar Duitsland te vertrekken. Hij was op zoek naar een ruimer arbeidsveld en een grotere geestesgesteldheid dan die van het bekrompen kleine Holland. Tientallen brieven heeft Jan, toen hij door Duitsland zwierf, naar Henri Wijsbek geschreven. Brieven, die steeds meer inzicht gaven in zijn gemoedstoestand, zijn denkwereld, zijn drang om te schilderen soms wel twee schilderijen per dag, zijn afkeer van berekening en materialisme. Soms was hij een soort Messias. Zoals hij zelf schreef: "Hoe slechter en donkerder de toekomst voor velen schijnt, des te beter voor mij, want ik kom en geef hen moed en nieuw leven, juist dat wat ze te kort komen. Dat is de grootste kunst, die ik bezit, namelijk de proleet, de koude zakenman, zowel als de idealist aan mij te binden en hen, zelfbewust, gelukkig te maken".

Zijn terugkeer naar Nederland en zijn verblijf in Oirschot
Ondanks zijn overtuigend idealisme, dat Jan in Duitsland probeerde uit te stralen, kwam hij toch, tamelijk ontgoocheld, enig jaren later weer terug naar Holland. Met inmiddels zijn nieuw echtgenote Marthe Menzel met wie hij in Silezië was getrouwd. De Duitse mentaliteit vond hij veel te materialistisch. Toch was zijn verblijf daar nodig geweest om zijn al te gevoelige geest meer in evenwicht te brengen met de realiteit. Zijn Duitse werken zijn onmiskenbaar te onderscheiden van zijn Hollandse door de zwaardere en grovere uitvoering. Zij waren minder vergeestelijkt. Dat lag in de aard van Duitslands grovere natuur. Een natuur, die onverenigbaar was met die van Jan. Hij zei dat hij de mensen moest beminnen om God, anders vertrap ik hen. Zijn onbarmhartige harde behandeling in zijn jeugd door zijn stiefmoeder is nodig geweest om hem te behoeden voor overgevoeligheid of hysterie. Ook in Oirschot, waar Jan de gelukkigste tijd van zijn leven moet hebben gehad, bleef hij brieven schrijven naar Henri Wijsbek. Tot aan zijn dood toe had hij contact met Henri Wijsbek. De stervensbegeleiding gedurende drie weken werd gedaan door Emilie Caselli, een zuster van de tweede vrouw van Henri Wijsbek.

Antoon en Maria Kruysen

Antoon Kruysen

Antoon Kruysen werd op 4 maart 1898 in Boxtel geboren als zoon van de Brabantse kunstschilder Jan Kruysen. Hij overleed op 4 april 1977 in Chartres Frankrijk. Hij werd 79 jaar oud. Antoon Kruysen heeft van zijn vader, expressionistisch schilder en symbolist van religieuze voorstellingen, zijn eerste lessen ontvangen in tekenen en schilderen. Hij bezocht de academie in Rotterdam en wilde zijn beeldend kunstenaarschap combineren met zijn even grote liefde voor de zangkunst. In Genève bezocht hij de academie voor beeldende kunst en het conservatorium. Ook later in Parijs bleef hij zanglessen nemen. Toch werd hij geen zanger. Hij koos definitief voor de beeldende kunst. Antoon Kruysen was een verfijnd muziekkenner en zijn zoon Bernard Kruysen werd een van de meest vooraanstaande lyrische bas-baritons ter wereld en fijnzinnig vertolker van met name het romantische lied. Na meer dan een tien-jarig verblijf in het zuiden van Frankrijk, waar zijn faam als kunstenaar was gevestigd, keerde Antoon Kruysen in 1939 terug naar Nederland. Zijn tweede Brabantse periode duurde slechts tot vlak na de tweede wereldoorlog. Opnieuw vestigde hij zich, en nu voorgoed, in Frankrijk. De stad Chartres met zijn glorieuze kathedraal werd zijn thuis. In 1961 trok een tentoonstelling in Parijs van werken van Antoon Kruysen met als onderwerp het landschap en de kathedraal zeer grote belangstelling. Als kind van dertien jaar exposeerde hij in Rotterdam zijn eerste schilderijen. In de loop der jaren volgden exposities in Genève, Wassenaar, Utrecht, Den Haag, Amsterdam. Aix-en-Provence en Parijs.

Maria Kruysen
Maria Kruysen was de oudste dochter van Jan Kruysen en Barbara van Dijk. Geboren in 1899 en gestorven in 1988. Zij bleef als schilder altijd in de schaduw staan van vader Jan en zoon Antoon. Ofschoon zij al heel vroeg, in de jaren 1916-1917, over de schouder van deze schilders en hun collega’s meekeek, de eerste schilderlessen van hen kreeg en een scherpe kunstenaarsblik ontwikkelde, wilde zij bescheiden op de achtergrond blijven. Bovendien gold schilderen in het Brabant van begin vorige eeuw niet direct als een vrouwenberoep. Maria koos daarom voor dienstbaarheid in verpleging en verzorging. Deze weg voerde haar uiteindelijk naar Handel bij Gemert, waar zij veruit het grootste deel van haar leven woonde en werkte. Pas eind jaren veertig van de vorige eeuw begon Maria pas echt te schilderen. In het begin nog impressionistisch en in de beginstijl van vader Jan, wat sober van kleur en heel dicht bij het onderwerp, maar al gauw met grote vrijheid van compositie en koloriet. In het kleine houten huisje in Handel, ‘De Krekel’, waar zij tot 1983 als een soort kluizenares leefde en werkte, verstoken van alle comfort, ontwikkelde Maria Kruysen haar talent als schilder, in teruggetrokkenheid maar ook in samenspraak en discussie met veel prominente kenners en kunstenaars uit die dagen. Bezoekers weten te vertellen dat haar onderkomen, meer een woonwagen dan een huis, van onder tot boven vol hing met schilderijen. Zelfs de kastdeuren waren vol geschilderd met landschappen en bloemstukken. Dit waren ook de onderwerpen, die Maria Kruysen bij voorkeur schilderde. Wars van iedere pretentie, ontwikkelde zij zich als en echte autodidact. Zij schilderde gedreven en vol emotie, zoals vader Jan en broer Antoon, die zij als kunstenaars erg respecteerde, maar toch met een geheel eigen stijl en kleurgebruik. Haar werk hangt in een groot aantal woonkamers, tot in de verre omgeving van Handel.

Tentoonstellingen, meningen en karakters van de familie Kruysen

In de naoorlogse tijd, toen de wonden van de verschrikkingen van het oorlogsgeweld gelikt waren en het normale leven in Oirschot weer goed op gang kwam en er zelfs gesproken kon worden van welvaart begon men ook steeds meer belangstelling te krijgen voor niet materiële zaken. Velen konden zich nog goed herinneren dat er vlak voor de oorlog een kunstschilder was overleden, die er een totaal afwijkende levensstijl op na hield. Zijn naam was Jan Kruysen. Zijn karakteristieke kop met grote snor en puntbaardje, altijd met een zwierige hoed op, een soort Rubenshoed en gekleed in een wambuis, kuitbroek en schoenen met gespen en een grote zwarte mantel, stond bij velen nog duidelijk op het netvlies. De mensen vonden hem maar ‘een aorrige’, een excentriekeling, een raar sujet, een echte bohémien, met wie de eenvoudige dorpelingen zich maar moeilijk konden identificeren. Heel dikwijls liep hij door het dorp met een schilderij onder zijn arm, slordig verpakt in pakpapier of krant, en dan wisten de mensen het wel. Hij zal wel ergens een schuld moeten af lossen. Want Jan Kruysen was een echte armoedzaaier. Geld had hij nooit en de schulden loste hij af met het geven van schilderijen, die hij altijd signeerde met twee boven elkaar geplaatste kruisjes. Hij was een zeer productief schilder. In veel Oirschotse gezinnen hing dan ook zijn werk. De waardering voor zijn werk was toen minimaal. Hij schilderde dikwijls surrealistisch. Hij voegde iets toe aan de werkelijkheid. En dat heeft hem wel eens onprettig opgebroken. Zo moest hij eens een bisschop schilderen en om hem wat meer aanzien te geven, schilderde hij hem in kardinaalskleren. Het gebrek aan waardering en belangstelling, die Jan Kruysen moest ontberen tijdens zijn leven veranderde in de zeventiger jaren van de vorige eeuw.

De Kruysenstichting
Er werd in die tijd een Kruysenstichting in het leven geroepen. Met maar één doel. Het werk van de familie Kruysen, want ook zijn zoon Antoon en zijn dochter Maria konden fantastisch schilderen, permanent onder de aandacht van het grote publiek te brengen en vooral ook te houden. De eerste grote activiteit van deze stichting was om de honderdste geboortedag van Jan Kruysen in 1974 groots te gedenken. Er werd daartoe een oproep gedaan aan de ‘bezitters’ van een schilderij van Jan Kruysen om deze tijdelijk af te staan om die op diverse plaatsen in het dorp tentoon te stellen. Deze oproep had een grandioos succes. Maar liefst 450 schilderijen werden aangeboden. De tentoonstellingscommissie had de grootste moeite om uit dit geweldige aanbod een selectie te maken. Van de vele zelfportretten moest natuurlijk in elke expositieruimte er eentje hangen. Verder werd er natuurlijk veel aandacht besteed aan de schilderijen die betrekking had op zijn Oirschotse periode. De Oirschotse omgeving, de Oirschotse boerderijen, de Oirschotse mensen, zoals dit door Jan Kruysen werd gezien en geschilderd, kregen natuurlijk vooral de aandacht.

Expositie Antoon Kruysen
In 1980 werd er een expositie gehouden van zijn zoon Antoon Kruysen, die leefde van 1898 tot 1977. Daar had de tentoonstellingscommissie meer moeite mee om voldoende werken te vinden. Want Antoon woonde slechts enkele jaren in Oirschot en wel gedurende de oorlogstijd. Verder bracht hij zijn hele leven door in Frankrijk. De stad Chartres met zijn schitterende kathedraal was zijn thuis. Omdat hij toen pas overleden was werden er nogal wat bezoeken afgelegd bij zijn weduwe, die in Chartres woonde. Ook kreeg men na ampel overleg alle mogelijke medewerking van de directrice van het ‘Musée de Chartres’.

Expositie Jan Kruysen in Oirschot
Vijftig jaar na zijn overlijden in 1938 werd er weer een grote tentoonstelling gehouden in Oirschot. In de hal van het gemeentehuis van 6 tot en met 27 november 1988. In zijn voorwoord schreef de Oirschotse arts J. M. Hagemeijer, die Jan Kruysen persoonlijk goed heeft gekend het volgende over hem. “Zijn artistieke arbeid vindt onder de Oirschotse bevolking vrijwel geen waardering, wel staat de “mens” Jan Kruysen volop in de belangstelling. Men vindt hem excentriek, of zoals de mensen hier zeggen “arrig’. Wel trekt zijn werk de aandacht van meerdere schilders uit de omgeving, die hem regelmatig opzoeken in zijn atelier, om met hem te praten over de schilderkunst. Als autodidact krijgt hij weinig of geen aandacht van de kunstcritici. Ook na zijn overlijden, 50 jaar geleden, is alleen Louis Knuvelder, die aandacht aan hem besteed. De ‘mens’ Jan Kruysen kreeg voor mij nog een extra dimensie, toen ik hem als het ware voor mij zag bij de beschouwing van enkele van zijn zelfportretten, en dan kom ik tot de volgende omschrijving: ‘een trotse, maar vrolijke man, met veel gevoel voor humor. Op zijn manier diep religieus. In zijn denken naïef en vaak wat verward. Als het nodig was kwam hij fel voor zijn mening uit. Eenvoudig en nederig van aard en toch met ijdelheid behept. Zo arm als hij was, hielp hij zijn medemens. De bekende manier waarop hij door Oirschot liep verried zijn eigendunk. Al met al een opvallende persoonlijkheid”.

Bronnen:

  • ‘Jan Kruysen Komt Tot Leven’ door Henri Wijsbek
  • Expositiecatalogus Jan Kruysen 5-22 september 1974
  • Expositiecatalogus Antoon Kruysen 6-22 september 1980
  • Expositiecatalogus Jan Kruysen 6-27 november 1988
  • Kruysenfolders van het Kruysenhuis