De vader van de geschiedschrijving Herodotos (485 voor Christus) begint zijn boek Historieën met de woorden “Hier volgt een uiteenzetting van het onderzoek dat ik, Herodotos… ”. Om net als Herodotos te beginnen: ik heb onderzocht wat er zoal geschreven is over het begin van Oirschot.
Geschiedenis is altijd een verhaal. De achtergrond van de verteller is belangrijk. Wat kon de historicus weten? Hoe werd er in zijn of haar tijd gedacht? Wat was het doel van de publicatie?
De vroegste historicus die ik gevonden heb leefde in het begin van de zeventiende eeuw. In 1610 publiceert Jean Baptiste Gramaye “Antiquitates illustrissimi Brabantiae”. Het boek is op internet te lezen. Jean Baptiste Gramaye is geboren in Arnhem in 1579. Gramaye had een avontuurlijk leven: zo werd hij op reis naar Afrika gevangen genomen door barbaren. Hij studeerde rechten in Leuven en werd daar professor. Van de Aarshertogen Albert en Isabella van Habsburg – de toenmalige heersers in de Nederlanden - kreeg hij opdracht het gewoonterecht in kaart te brengen. Dit in verband met de wens te komen tot een uniform rechtsstelsel in de Nederlanden, wat zou uitlopen op het Eeuwig Edict in 1611. Behalve het uniformeren van het gewoonterecht werd ook de plicht tot het gebruik van familienamen opgenomen. De doop-, huwelijks- en begrafenisregisters dateren uit die tijd. Gramaye had toegang tot veel oude akten en gegevens, die later verloren zijn gegaan door oorlog of brand of andere vernietiging.
Het deel over De Kempen – Campinia - is in de vorm van een dialoog met ene Achates geschreven. Het lijkt er op of Achates en Gramaye van de ene plaats naar de andere reizen. Gramaye vertelt aan Achates wat hij allemaal weet. Over de Kempen (Kempenland – Campinia) vertelt Gramyae dat Drogo , een zoon van Keizer Karel de Grote, Hertog van de Kempen (Dux Campiniae) was. Drogo werd door zijn halfbroer Keizer Lodewijk de Vrome van zijn erfdeel beroofd. Later verzoenden zij zich en werd Drogo in zijn rechten hersteld en kreeg hij zijn erfdeel of “oyr” , waaronder Oyrle en Oyrschot terug. 1) Drogo was een zoon van Karel de Grote en een concubine Regina. In 818 wijst keizer Lodewijk de Vrome zijn zoon Lotharius tot enige troonopvolger aan. Er volgt een opstand in de familie waarna Drogo gedwongen wordt in een klooster in Luxeuil te gaan. In 821 volgde een verzoening tussen Keizer Lodewijk de Vrome en zijn halfbroer. Drogo wordt bisschop van Metz. 2) Tot zover is de opmerking van Gramaye te controleren. Maar toch is voorzichtigheid geboden. Drogo kan Hertog van Kempenland geweest zijn, maar dat zegt nog niets over de naam van Oirschot. Gramaye geeft vaker een eigen interpretatie aan de vertaling van oorkonden, zoals Prof Dr. J. Dhondt aangetoond heeft. 3)
Een andere verklaring van de naam van Oirschot is te vinden “Oirschot-Best 806-1945” van W.L. van den Akker : “Wel is bekend dat Oirschot zijn naam dankt aan Or, die van den Gallischen Vorst vergunning ontving om eene omheining, schot of schutting te plaatsen om zijne nederzetting, ten einde aldus zijn bezit te beveiligen. Volgens sommigen is Oirschot niets anders dan het Bobanschot der Taxandriërs , de oudste bewoners dezer streken, waarvan iets met zekerheid bekend is.” 4) Het boek “Oirschot-Best 806-1945” van Van Den Akker is vooral een genealogie. Hij verzamelde allerlei gegevens over Oirschot en Best die betrekking hadden op mogelijke familieleden. Ook Van Den Akker heeft toegang gehad tot bronnen die nu wellicht verloren zijn gegaan. Van Den Akker heeft ook met inwoners van Oirschot gesproken. Zijn informatie over “Or” heeft hij mogelijk van Arnold Hubert Schreurs. De heer Schreurs is geboren in 1884 en werd in 1921 benoemd tot hoofd van de St. Odulphusschool. In 1951 ging hij met pensioen en hij is in 1959 overleden. De heer Schreurs was een bevlogen voorzitter van de Heemkundekring De Heerlijkheid Oirschot. In 1980 publiceerde Streekbelangen een overzicht van zijn nagelaten geschiedschrijving van Oirschot. Voor de goede orde: de heer Schreurs heeft dit zelf nooit gepubliceerd. Zijn mogelijkheden tot bestudering van de geschiedenis waren zeer beperkt. Archieven waren nog niet geïnventariseerd en de bronnen niet ontsloten. In zijn tijd was geschiedenis vooral een mooi en spannend verhaal.
Schreurs verwijst naar de naam van een Keltische stam der Ormansaksen die in Taxandrië gewoond zou hebben naast de Monapiërs en de Morinen. Hij noemt ook de schrijver “Gramage”die gesteld zou hebben dat een hertog Arnold door Karel Martel van de erfgoederen beroofd was ten gunste van een hertog Arnulf.
Or is in het jubeljaar 1980 nog op komen draven. Enkele niet met name genoemde inwoners van Oirschot dreven op 1 april de spot met het 1500-jarig bestaan van Oirschot. Zij melden in Streekbelangen dat het schot van Or opgegraven was in de Nieuwstraat . Het werd gevonden bij de aanleg van een “hotline” tussen de pastorie en de toenmalige ambtswoning van de burgemeester. Willem Iven heeft dit in zijn boek Orskot Ochottochhot beschreven met de opmerking “Orskot is dus toch Or- en Oer-oud, echt waar en zonder ge-ouwe-oer.” 5)
Van “Or” is verder niets te melden. Wel is er discussie over het Bobanschot. De H. Willibrordus zou in 726 in zijn zogenoemde testament het Bobanschot geschonken hebben aan de abdij van Echternach.
Van hetzelfde laken een pak is de legende van het “oorschieten”. Volgens de legende zou het om een koe op de toren van Oirschot gaan waar op geschoten werd door een schutter van de gilden. De carnavalsvierders maakten er een ezel van met hele skonne oren en daarom heet Oirschot in de carnavalstijd “Skon Orre Gat”.
Blijft de vraag over of Oirschot hetzelfde is als Bobanschot. Dat is erg onwaarschijnlijk. Dr. H.P.H. Camps vermeldt in zijn Oorkondenboek de schrijfwijze als volgt: Horscot, Oerschoet, Oerschot, Oirscot, Orscoer, Orscor, Orscot, Orscoth en Orschot”. 6) In het heiligenleven van Odulphus van omstreeks 910 wordt Oirschot geschreven als “Orersscoth”. 7) Het is bijna overal –skot en in een geval – scoer, zoals in Oirschoeren.
In het Jubeljaar 1980 vierde Oirschot het 500-jarig jubileum van de herbouw van de Petruskerk. J.P.J.Lijten lanceerde de voorlopige hypothese dat de Mariakerk (het Boterkerkje) kort na het Concilie van Efeze (413) gesticht zou zijn en Oirschot dus 1500 jaar oud was. Er werd een boekje “Het oer-oude Oirschot” uitgegeven. Daarin noemt J.P.J.Lijten 8) dat Oirschot eigenlijk ”Urascoet “ was . Scoet werd scot en schot en ura- werd oro en oor. Lijten noemt Ekerschot, , Eerschot en Welpscot. Lijten verwijst naar M. Gijsseling. Bedoeld is hier de Gentse paleograaf Maurits Gysseling.
J.P.J. Lijten was priester en heeft jarenlang in het Oirschotse archief gewerkt. Hij vertaalde zeer verdienstelijk oude akten. In 1980 studeerde hij geschiedenis aan de Universiteit van Tilburg.
Maar laten we eens terug gaan naar Dr. Maurits Gysseling. Dr. Maurits Gysseling geeft in zijn “Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West Duitsland (voor 1226)” uitgegeven in 1960 een opsomming van plaatsnamen die in oorkonden van archieven voorkomen. Daardoor werd het mogelijk voor historici om gericht te zoeken. Zo noemt hij bij “Oorschot” twee bronnen: de vita s. Odulfi en een oorkonde in de abdij van Postel. Ook geeft Gysseling soms een korte mogelijke vertaling van plaatsnamen. Voor Oorschot is dit het Germaanse “ura-“ voor oeros en “skauta” voor “beboste hoek zandgrond uitspringend in moerassig terrein “. 9) In het voorwoord waarschuwt Gysseling: “Etymologieën , hoe belangrijk ook als doel, zijn broos”. De waarde van het boek ligt in de materiaalverzameling. 10)
Maar tenslotte “Hoe belangrijk is een naam? Dat wat we een roos noemen zou net zo lekker ruiken als het een andere naam had” laat Shakespeare Julia zeggen in het toneelstuk “Romeo en Julia”. 11) En de leeftijd van Oirschot is ook onbelangrijk. Om met Willem Iven te spreken: Orskot is Oer-oud en dat is geen ge-ouwe-oer.
De meeste auteurs en onderwerpen van mijn onderzoek zijn op het onvolprezen internet te vinden. Behalve Or en zijn schot. Maar dat komt bij deze dus ook goed!
Noten:
- Gramaye, J.B. , Taxandria pg 91, (1610) Brussel
- Riché, Pierre, Die Karolinger” , Parijs, ( 1983) pg. 182
- Dhondt, Prof Dr. J. ; Proloog van de Brabantse Geschiedenis, Bergen Op Zoom (1952) pag. 10
- Akker, W.L. van den, Oirschot-Best 806-1945, Barneveld (1945) pg. 17.
- Iven, Willem, Orskot Ochottochhot, Hapert (1980) pg. 91
- Camps, Dr. H.P.H. Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312, Den Haag (1979) pag. 1253
- Societé des Bollandistes, Acta Sanctorum junii
- Lijten, J.P.J. , “Het oer-oude Oirschot”, Oirschot (1980) pg. 3
- Gysseling, M., Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijken West Duitsland (voor 1226), (1960), deel II pag 764.
- Idem, pag 8.
- Shakespeare, W., Romeo en Juliet, Acte II Scene II.