In het nieuws - Wereldpers gehaald (1955)  

Koninklijk bezoek in 1809

Esch-van Hout, Cl. van.
Van den Herd 2005-03

In het voorjaar van 1809 trok koning Lodewijk Napoleon met zijn gevolg door Brabant om kennis te maken met zijn onderdanen en om de gang van zaken hier te inspecteren. Ook Oirschot was in zijn reisschema opgenomen. Welk programma er tijdens dat bezoek in Oirschot gevolgd is, heb ik uit de archieven niet kunnen achterhalen, maar ik heb wel informatie gevonden over de voorbereidingen die getroffen zijn om de koning en zijn gezelschap een waardige ontvangst te bereiden.

Voor degenen onder ons, die hun geschiedenisboeken na het beëindigen van hun schooltijd voorgoed dichtgeslagen hebben, even het geheugen opfrissen.
Op het einde van de 18de eeuw brak er in Frankrijk een revolutie uit die eerst heel Frankrijk, en later bijna heel Europa op zijn kop zette. Vrijheid, gelijkheid en broederschap was de nieuwe leuze van de revolutie. En met die leuze bleven de Fransen niet binnen hun eigen grenzen, maar veroverden ze langzaamaan half Europa. De grote veldheer van die veroveringen was Napoleon Bonaparte, die, behalve op het slagveld, op den duur ook alle politieke macht naar zich toe wist te trekken, tot hij zich tenslotte zelf de Franse keizerskroon op het hoofd zette. En in zijn opmars naar macht trok hij zijn hele familie mee door hen in de veroverde gebieden een leidende functie te geven. Zijn zusters liet hij met invloedrijke personen trouwen. Zijn broer Jerôme benoemde hij tot koning in Westfalen (Duitsland), zijn broer Jozef zette hij eerst in Napels en later in Spanje op de troon en wij kregen zijn broer Louis (Lodewijk) als koning van Holland. Dit alles met de bedoeling dat die broers in de veroverde gebieden vooral de belangen van Napoleon en Frankrijk zouden behartigen. Wat dat betreft hadden wij het met koning Lodewijk Napoleon nog niet zo slecht getroffen. Hij streefde er echt naar de belangen van zijn Nederlandse onderdanen zoveel mogelijk te stellen boven die van zijn broer en Frankrijk. En daar was Napoleon natuurlijk niet van gediend, zodat er vrij gauw wrijving ontstond tussen de twee broers. Met het gevolg dat Lodewijk Napoleon al na vier jaar – in 1810 – van het Hollandse toneel verdween en ons land gewoon ingelijfd werd bij Frankrijk. Maar eerst was daar nog de rondreis van de koning door Brabant in het voorjaar van 1809.

De rondreis

Op de 2de dag van de grasmaand (2 april) komen de Oirschotse schout A. Lemmens en het dorpsbestuur van Oirschot - dat bestaat uit 7 schepenen - in vergadering bijeen. Dit naar aanleiding van de brief die de landdrost van Brabant (voorloper van onze commissaris van de koningin) geschreven heeft, betreffende het bezoek van de Koning, Lodewijk Napoleon. Naar aanleiding van die brief wordt overlegd over de maatregelen die genomen moeten worden, er worden commissies samengesteld en de taken verdeeld.
Men besluit meteen al met het schouwen van de wegen en dijken te beginnen. Die wegen en dijken moeten door de rotten (buurtschappen) opgemaakt worden, waarbij de schepenen in hun eigen hertgang mee zullen helpen. Ze behoren tevens te controleren of dat goed gebeurd en bij in gebreke blijven de verantwoordelijke mensen te waarschuwen. Ook moeten de bomen langs de openbare wegen opgemaakt worden. Er zal dus gesnoeid moeten worden. Verder is de bevolking verplicht alle ongerechtigheden die langs de wegen liggen, of het nou aard-, steen-, hout- of mesthopen zijn, op te ruimen. Men gaat grondig te werk in ons dorp. Niks wordt aan het toeval overgelaten, want zelfs de schoren worden aan een nauwkeurige inspectie onderworpen. En om al dat werk in goede banen te leiden krijgt iedere commissie een bepaald gebied toegewezen. Misschien is ons dorpsbestuur in het begin van de voorbereidingen niet helemaal zeker van de route die de koning en zijn gevolg in Oirschot zullen nemen, want alle belangrijke doorgaande wegen in ons dorp worden onder handen genomen. De Bestse-, de Eindhovense- en de Moergestelse dijk. De dijken in Straten en naar Boxtel. Zelfs de wegen in Hedel krijgen zonodig een opknapbeurt. En dan natuurlijk de Kerkhof (törp) en het centrum van Best.
Men besluit bij de inkomst van de koning de klokken van de Oirschotse en Bestse kerken voluit te laten luiden en van hun torens zullen de vlaggen wapperen.

Uit de burgemeestersrekeningen is op te maken dat er zelfs nieuwe vlaggen gemaakt worden. Even voor alle duidelijkheid: De functie van burgemeester (of borgemeester) was toentertijd een andere dan die van tegenwoordig. Een burgemeester was een soort penningmeester van de dorpshuishouding. De rekeningen van de onkosten die voor deze gebeurtenis gemaakt worden, belanden uiteindelijk dan ook allemaal op zijn bord. Omdat veel van die rekeningen bewaard zijn, levert dat voor ons een bron van informatie op. Zo kunnen we ook zien dat de dorpsdiender van top tot teen in het nieuw wordt gestoken. Zelfs een nieuw wapen hoort daar bij. Een grote onkostenpost wordt geleverd door de oprichting van 5 erebogen. Er komt een ereboog te staan aan de Bosweg. Dat zou wel eens bij het tegenwoordige restaurant Quatre Bras in Best kunnen zijn. Bedenk dat Best ook nog bij Oirschot hoorde. De 2de boog komt aan de Bestsestraat, verder één bij het raadhuis, één aan het begin van de Koestraat en de vijfde aan de Heistraat. Dat laatste bevreemdde me eerst, want het zal toch de bedoeling zijn geweest dat de koning met zijn gevolg onder zo’n boog door trok. En waarom zou dat gezelschap door de Heistraat rijden? Maar na het raadplegen van een oude kadasterkaart lijkt het me best mogelijk dat de stoet via de Heistraat, de straat langs ‘sHeerenvijvers die er op aan sloot, richting Beers is gereden. Terug naar de erebogen die we ons niet voor moeten stellen, gemaakt van coniferen en/of dennenbomen, zoals die vroeger door de buurtbewoners gemaakt werden bij thuiskomst van een Indiëganger, of bij een gouden bruiloft. Nee, afgaande op de rekeningen moeten het degelijke houten bouwsels geweest zijn, want er komen nogal wat planken en spijkers aan te pas, planken van hard eiken, van olmen enz. Het ‘cieren’ van de bogen wordt vooral door meisjes gedaan, waarbij ‘klatergoud, plekgout, sakband, pek, bindgarens, alderlij linten en alderlij soorten van papier’ gebruikt worden. Tot slot worden natuurlijk de gilden ‘opgetromd’, zoals bij elk dorpsfeest op hoog niveau. De schout zelf zal zorgen dat bij de komst van Zijne Majesteit alle gilden onder Oirschot paraat zijn om op te trekken. Dat zijn er zeven in totaal, waaronder twee uit Best en behalve de vijf Oirschotse die nu nog bestaan ook het St. Jorisgilde-dorp. En na het ‘optrekken’ krijgen de gilden, traditiegetrouw tot tering ƒ10,- per gilde. Het Onze Lieve Vrouwegilde met zijn vele leden komt er met dat tientje maar bekaaid af, vergeleken met St. Sebastiaansgilde dat weinig leden heeft. Sebastiaan heeft er goed van kunnen teren. De gilden zijn overigens niet de enigen die voorzien worden van hun natje. Ook de werkers aan de voorbereidingen lessen op tijd hun dorst op kosten van de gemeenschap. De herbergiers en herbergiersters - zoals de weduwe T. Somers - hebben het er maar druk mee.
Op de burgemeestersrekeningen staat verder ook de aanschaf van de wetboeken van Napoleon vermeld. Omdat op vele rekeningen geen datum vermeld is, is niet op te maken of die wetboeken voor of na het bezoek van de koning aangeschaft zijn. Een beetje slimme dorpsbestuurder heeft dat natuurlijk voor de komst van de koning gedaan en ze laten zien ook, om zodoende een goede indruk te maken.

En dan is de grote dag daar. Op de vierde dag van zijn reis door Brabant trekt de koning met zijn gevolg op maandag 17 april vanuit Eindhoven over Woensel naar Oirschot. Waaruit het programma in Oirschot bestaat, heb ik, zoals eerder vermeld, in de archieven niet terug kunnen vinden. Duidelijk is wel, dat de koninklijke stoet dezelfde dag nog doortrekt over Middelbeers en Moergestel naar Tilburg. In Oirschot worden daarvoor de paarden verwisseld. Zo’n dertig Oirschotse eigenaars staan hun paard voor die tocht naar Tilburg af. Daarvoor krijgen ze een vergoeding van ƒ 3,- per paard. Helemaal vlekkeloos verloopt die rit niet, want het paard van C. van Roy moet het met de dood bekopen. Daarvoor krijgt hij later een vergoeding van 76 gulden en 10 stuivers.

Welke gevolgen, behalve de financiële, het bezoek van Lodewijk Napoleon voor Oirschot gehad heeft, is niet precies te zeggen. Eentje is wel duidelijk:
Op 30 april komt er per brief een verordening binnen van de landdrost van Brabant, waarbij - als gevolg van een besluit dat de koning de 21 april in Den Bosch genomen heeft - de schout van Deurne, de schout van Oirschot en de president van het gemeentebestuur van Heusden voorlopig uit hun functie geschorst worden. Oorzaak hiervan is dat deze dorpen hun zaterdagse weekmarkt nog niet verzet hebben naar een andere dag. De koning blijkt begrip gehad te hebben voor de Israëlitische gemeenschap, die inderdaad ooit een verzoek ingediend heeft om de weekmarkt te verzetten omdat zaterdag voor hen sabbatdag is, maar toen is het verzoek van de hand gewezen. Behalve dat de schout A. Lemmens geschorst wordt, wordt ook al vlug van de pui van het raadhuis afgekondigd dat de weekmarkt voorlopig op vrijdag gehouden zal worden. Als op 7 mei twee Oirschotse vertegenwoordigers van het Israëlisch genootschap op de stoep van het gemeentehuis staan met een ander verzoek, n.l. om zes maal in het jaar – telkens op de 1ste dinsdag van iedere 2de maand – ten behoeve van hun armen en tot onderhoud van hunne godsdienst een collecte te mogen houden, wordt ook dat verzoek prompt ingewilligd. Ook dit is voortgevloeid uit een decreet van Lodewijk Napoleon.
Eind mei komt er nog een andere verordening van de landdrost van Brabant: Er zal genoteerd moeten worden alle en welke schutterijen er zijn en of - en van welke - kaarten of diploma’s ze voorzien zijn. Zodoende moeten alle hoplieden op de 30ste van deze maand voor de middag met hun kaarten of diploma’s op het Oirschotse raadhuis komen, teneinde daardoor aan de intentie van de Heer landdrost te voldoen. Zou dit ook niet het gevolg kunnen zijn van de reis van de koning door onze provincie? Immers de vele gilden die in verschillende Brabantse dorpen en steden aanwezig zijn geweest bij het bezoek van de koning moeten de hoge heren wel opgevallen zijn. Misschien heeft de koning meer informaties over de gilden willen hebben.

Bronnen:
R. H. C. gemeenteraadsverslagen Oirschot
Burgemeestersrekeningen 1809