Herdgangen - Gehuchten vroeger en nu (1250)  

Kasteel Ten Bergh. De verdwenen 'waterburght' van Spoordonk

Elemans, H.

Eens waren er in Brabant honderden kastelen en burchten, meestal gelegen langs de oevers van beken en rivieren. De meeste zijn verdwenen: verloren gegaan in de strijd tussen ridders, in verval geraakt of verwoest door brand. Sommige kastelen zijn zo vaak verbouwd dat er van het oorspronkelijke kasteel weinig is overbleven. Op een eiland, omgeven door de moerassen van de Beerze, stond eeuwenlang een kasteel met een watermolen.

Algemeen

In 1649 schreef Jacob van Oudenhoven dat er in de Meierij een 'menichte van huizen voor edelen' werd aangetroffen. Het gebied kende van oudsher veel adellijke families. Het was er volgens van Oudenhoven 'seer vermaeckelijck voor de edelen om te wonen dewyle dat het hier hoogh ende droogh landt is daer men altijds wegh kan ende geeft de Meyerye oock al mede syn wilt, gevoghelte ende bequaemheyt om te jagen ende te vissen, dat Edelen al mede aanlokt'.
Vanaf het begin van de dertiende eeuw was er in het gebied (het oude Taxandrië) sprake van verdringing van 'inheemse' adellijke families door de 'Brabantse macht' uit Leuven. Dit is te verklaren door het groeiend aantal ridders. De Hertog van Brabant verhief goede strijders in de oorlogen tegen de Geldersen in de ridderstand.
Na de val van 's-Hertogenbosch in 1629 en de vrede van Munster in 1648 verdwenen alle oude Brabantse adellijke geslachten definitief. Veel adellijke families kwamen in de boerenstand. Dit had twee oorzaken. De katholieke adel kreeg geen overheidsfuncties (machtspositie) meer. Dit recht ging naar de protestanten. Bovendien moest Brabant als 'veroverd gebied' veel meer belasting betalen dan de andere provincies van de Verenigde Nederlanden. Deze belastinggelden waren vooral afkomstig van de adellijke families. De arme adel kon zich geen kastelen meer veroorloven. Deze gingen over in protestants bezit. Historische oorkonden gingen verloren en daarmee ook een deel van de oude Brabantse geschiedenis. Vanaf de achttiende eeuw zijn er kastelen (waaronder Kasteel Ten Bergh) afgebroken. De materialen zijn gebruikt voor de bouw van nieuwe huizen. Verder dienden kastelen vanaf 1880 als toevluchtsoord voor kloosterlingen die door de revolutie uit Frankrijk waren verjaagd.

De bewoners van Ten Bergh
De kronkels van het riviertje de Beerze werden benut voor de aanleg van een kasteelgracht. Het kasteel stond op een eiland. De term 'waterburcht' is misschien overdreven. Hoewel er over de geschiedenis voor zestienhonderd weinig bekend is, zal Ten Bergh nooit een groot kasteel geweest zijn zoals dat van Heeze (Sterkselse Aa), Heeswijk (Aa) of Stapelen in Boxtel (Dommel). Een tekening van onbekende datum van J. Meerhout geeft een sterk geromantiseerde weergave van het kasteel. In 1825 tekent A.C. Broek vermoedelijk een natuurgetrouwere afbeelding, maar wel een weinig kasteelachtig gebouw. Een zeer fraaie adellijke woning met grachten, bruggen en een poortgebouw, dat wel.
De geschiedenis van Ten Bergh begint in 1320 als Rogier van Leefdael de (halve) heerlijkheid Oirschot koopt van Wouter van Oirschot. Het was een gedwongen verkoop van de laatste lokale Oirschotse ridderfamilie. In de koopakte is al sprake van 'allodiale goederen' ofwel leengoederen waaronder de Spoordonkse watermolen, die altijd in 'heerlijk' bezit is geweest. Dit onderstreept het belang van deze strategische plek. De andere helft van de Heerlijkheid is waarschijnlijk al veel eerder in eigendom overgegaan naar de Hertog van Brabant. Van 1410 tot 1649 was de (halve) heerlijkheid Oirschot in bezit van de familie Merodes. Naast Ten Bergh bezat zij nog een kasteel in Oirschot in het gehucht De Notel. Van de geschiedenis van dit kasteel, genoemd Oud-Bijsterveld, is alleen maar bekend dat het gesloopt werd in 1772.
Van Oudenhoven schreef in 1649: 'Daer zijn verscheiden Huyskens maer geen soo als het Huys ofte Slot van de Merodens, dat seer plasantigh op de rivierde leyt.' Enige jaren later schrijft hij: 'Ende heeft daer een seer treffelyck huys onder Spoordonk, genoemd den bergh, omringhelt met fraye vijvers ende grachten ende eene levende Rivier, daer hy eenen Molen op heeft ende is seer geschick voor vischerije cort aent huys.' Wegens schulden van de Merodes werd het kasteel eigendom van de familie De Kort, die ook de heerlijkheid Hilvarenbeek bezat. In 1748 werd Maarten Cristiaan Sweerts de Landas de nieuwe eigenaar van de heerlijkheid Oirschot. Hij woonde echter in het andere kasteel in Oirschot: Kasteel Oud-Bijstervelt. In 1775 werd door zijn nazaten een nieuw kasteel gebouwd, mogelijk met de materialen van de kastelen Oud-Bijsterveld en Ten Bergh.
Na het overlijden van de laatste bewoner Philip de Kort werd het kasteel in 1772 te koop aangeboden. De bedoeling was het hoofdgebouw te slopen. In de koopakte staat een fraaie omschrijving van dit hoofdgebouw:...'het groot Adelijck huys of kasteel, genaemt de Bergh, bestaande in verscheijde zoo boven als beneden camers, kapel, keuken, verwulfde kelders, stallinge voor drie paerden, koets en brandhuys, spatiense tuyn voorzien met een menigte vrugtbomen, twee vijvers of reservoiren en fraye tuyncamer, benefens een groote neerhuysinge of boerewoning met extra groote schuur en aparte stal voor agtien à twintigh beesten en drie à vier paerden, brouwerije en bakhuys, als mede twee schelve, weyden, alle beslooten en omgeven met zeer brede en visrijke gragten en verdere wateren en vijvers, correspondentie hebbende met de revier de Groote Aa, hebbende de private regt van visserij, meede op een gedeelte van de voorgenoemde revier de Aa...' Het kasteel is enkele jaren later inderdaad gesloopt. Het poortgebouw als onderdeel van de boerenwoning is nog het enige overblijfsel.

De Spoordonkse Watermolen
De watermolen van Spoordonk wordt beschreven vanaf 1320, maar waarschijnlijk stond deze er al veel langer. Tussen 1649 en 1772 is de molen afgesplitst van het eigendom van kasteel Den Bergh.
Van de vijf watermolens langs de Beerze is dit de enige die bewaard is gebleven. De molens in Bladel, Casteren, Oostelbeers en Boxtel zijn verdwenen. Bij gebrek aan water werkten de molens meestal alleen in de winter. Bijzonder aan de Spoordonkse molen was het grote verval van ruim twee en een halve meter. Oorspronkelijk was het een houten dubbele graan- en olieslagmolen, maar vanaf 1868 is het een stenen molen.

De Beerze
De naam De Beerze werd al in 1545 door keizer Karel V van Brussel gebruikt, maar in Spoordonk werd alleen over de 'Aa' gesproken (tot in de negentiende eeuw). De naam is afgeleid van het woord 'barne' of 'branden' (van turf). de naam 'Aa' werd en wordt veel gebruikt als synoniem voor 'stroom' of 'beek'.
De geschiedenis van de Beerze op de plek van kasteel Den Bergh is zeer bijzonder. Op oude bodemkaarten zijn beekafzettingen te vinden die aantonen dat er voorheen twee parallel stromende lopen hebben bestaan. Deze lopen worden in de zeventiende eeuw 'Groote' en 'Kleine Aa' genoemd en op kaarten uit de vorige eeuw 'Groote Stroom' (of Sluisloop) en 'Kleine Stroom'. De splitsing lag net bovenstrooms Spoordonk, bij de Heilige Eik en de stromen kwamen weer samen na vijf kilometer bij de huidige Logtse Baan. Vanaf het moment dat de watermolen in Spoordonk in bedrijf werd genomen, was het met de vrije afwatering van de Beerze gedaan. De gebieden bovenstrooms Spoordonk fungeerden, deels ingedijkt, als molenvijver en wateropvang. Hierdoor ontstonden uitgestrekte en vaak langdurig overstroomde moeras- en weidegebieden.
Vanaf die tijd werd het water grotendeels afgevoerd door de oostelijke tak, waarop de molen stond. De afvoer van de westelijke tak is daarna verminderd. Eind jaren veertig is tijdens de 'Ruilverkaveling Spoordonk' de Kleine Aa verdwenen. Er ligt nog een klein stukje: de Kattenbergse Loop. Het noordelijke traject van deze Kleine Aa (niet te verwarren met 'Kleine Aa of Dommeltje' in Boxtel) werd gedempt, waarna de Heiloop zorgde voor de afwatering. Ten oosten van de Beerze lag ook nog een beekje, dat water afvoerde van de moerasgronden naar de watermolen. Deze beek had de prachtige naam 'Moustenloop', in het Brabants dialect te vertalen met 'Modderloop' of 'Moerasloop'.

De verdwenen berg
Het eiland in de Beerze wordt op veel zeventiende en achttiende eeuwse kaarten afgebeeld met de naam ' 't kasteel van Oirschot'. De echte naam 'Ten Bergh' leidde tot verwarring. Veel kaarttekenaars omschreven 'Optenberg' als een denkbeeldig kasteel ergens tussen Spoordonk en Boxtel. Aarts schrijft in 1989 dat de naam 'Ten Bergh' niet verwijst naar een echte berg of middeleeuwse 'Motte' (kunstmatige burchtheuvel). Waarschijnlijk is de naam Ten Bergh eenvoudig te verklaren. Het kasteel ligt bij een hoge zandheuvel op de andere oever van de Beerze, die ook nu nog plaatselijk als 'Kattenberg' bekend staat. Hoewel de heuvel maar twee meter hoger ligt dan het omringende land, is dit voor Brabantse begrippen een flinke 'berg', zeker als de omgeving bijna permanent onder water staat. De Kattenberg heeft een strategische ligging en het is goed mogelijk dat de eerste bewoners van deze streek zich hier hebben gevestigd.

Het is aannemelijk dat de omgeving van kasteel Ten Bergh veel eerder bewoond is geweest dan 1320. Tot nu toe is op die plaats geen diepgaand oudheidkundig onderzoek verricht. Misschien een uitdaging voor archeologen?

Met dank aan de heer Mijland van het streekarchief regio Eindhoven en de heer Thiadens uit Boxtel voor de verstrekte informatie.