Vergroot beeldmateriaal
1354: Alaert van Os, rentmeester van Brabant, verleent namens de Hertog van Brabant “een weint totton moelen dye staet in Straaten in de parochie van Oirschot” aan Jan de moelnere Arndts Slijnter Wautersoen soen.
De molen stond vroeger op het Moleneind, maar dan aan de overzijde van het later gegraven Wilhelminakanaal. Op 24 juni 1769 verkoopt Antony Jans Coppens 1/8 gedeelte van de molen aan Lambert Huijskens voor f.1.250,00. Zijn weduwe koopt in 1783 nog eens 7/8 part van 1/12 gedeelte. In 1839 transporteert de familie Huijskens ( 29 personen ) de molen aan Adriana Brocx, weduwe van Jan Smits tapper te Tongelre voor f. 5.300,00.
Getuige van deze verkoop was onder andere Joseph van Esch.
Volgens gegevens van het kadaster is de molen afgebroken in 1859, en de schuur
( of vroeger molenhuis ) in 1882.
Op 3 mei 1858 koopt Joseph van Esch een gedeelte van een perceel grond in de Aarle-akkers voor f. 370,00 waarop hij in 1859 de molen heeft herbouwd. “de Standerdmolen” die bijna 100 jaar later in 1954 wordt gesloopt. Gezien de korte tijd die er is tussen de sloop in het Moleneind en de herbouw in de Aarle-akkers is het wel aannemelijk dat hier veel materiaal gebruikt is van de gesloopte molen.
Joseph van Esch is overleden in 1878 en de molen wordt in 1886 vererft door de kinderen
Ebben van Esch. Zij woonden niet in Oirschot maar verhuurden de molen. In 1889 wordt Antony Kerkhofs de nieuwe eigenaar tot 1906. Ook komen de namen van de mulders Theewis en van Gorp in de verhalen voor, maar zij zijn blijkbaar geen eigenaar geweest want in 1908 is de vroegere molenaarsknecht van de familie van Esch, Frans van Kessel, de eigenaar van de molen. Frans van Kessel, die zelf geen kinderen had, neemt in 1910 Thomas van Kessel, de zoon van zijn broer Henricus van Kessel uit St. Oedenrode, in dienst. Thomas neemt in 1925 de molen over van ome Frans en hoewel er rond 1930 al hier en daar molens tot stilstand kwamen werd in 1934 de “Standerdmolen van Straten” nog opgeknapt en van stroomlijnprofielen op de roeden voorzien ( systeem Dekker ). Zo kon de molen beter profiteren van de wind. Bij gelegenheid van deze oplevering was de toenmalige commissaris van de Koningin in Noord- Brabant jhr. mr. dr. A.B.G.M. van Rijckevorsel aanwezig.
Ondanks het succes van gestroomlijnde wieken werd er na de oorlog nog maar weinig met de molen gemalen. De stoommachine nam veel werk over en hiermee was men niet afhankelijk van de wind. De molen raakte in verval en in 1952 werd hij gesloopt.
Van het hout van de standerd en steunbalken zijn stoelen en een dressoir gemaakt door de
meubelmaker van de Ven, een gedeelte is gebruikt bij een restauratie van chatelet Sonnevanck. De wieken zijn gebruikt bij een restauratie van de molen in Rucphen en deze is nog in gebruik bij speciale gelegenheden.
De Standerdmolen
De oudste windmolens die vanaf de twaalfde en dertiende eeuw in ons land vermeld worden, zijn zonder twijfel standerdmolens geweest. Uit historische bronnen blijkt dat de standerdmolen zich na 1300 over heel Nederland heeft weten te verbreiden. Momenteel zijn er nog ong. 1000 windmolens waarvan een 40 tal standerdmolens. De standerdmolen is een indrukwekkend molen type, en is door veel kunstenaars gebruikt in hun schilderwerken zoals werken van Bruegel maar ook de Oirschotse schilder Antoon Kruysen heeft de Straatense molen meerdere malen geschilderd.
De om een verticale spil ( de standerd ) kruibare houten windmolen wordt ook wel als standaardmolen aangeduid, en in oosten van het land kwamen de termen stendermolen of standerdkast voor. De Vlaamse benaming was staakmolen, maar de vereniging tot behoud van de molens in Nederland “de Hollandsche Molen” heeft vanaf de jaren vijftig de benaming standerdmolen gepropageerd.
De constructie en werking is vanaf de late middeleeuwen onveranderd gebleven. Er hebben zich wel veranderingen in de vorm voorgedaan, bijvoorbeeld door het gebruik van ijzer in plaats van hout voor de askop en de roeden, en ook het afdichten van de ruimte aan de voet van molen om meer opslagruimte te krijgen. In de jaren 30 werden zoals o.a.bij de Straatense molen de wieken van stroomlijnprofielen voorzien. Zo kon de molen beter profiteren van de wind, maar het gevaar zat erin dat de molen niet bestand was tegen deze extra kracht en daardoor eerder in verval raakte.
In Brabant zijn nog 21 standerdmolens o.a in Bergeijk, Asten Geffen, Nistelrode en Moergestel welke de oudst bekende molenlocatie in Noord Brabant is.
Het Stratense Sint Jorisgilde
De Stratense molen heeft in het eeuwenoude bestaan van het Sint Joris Gilde een belangrijke rol gespeeld. Al in de oprichtingsakte van 8 juni 1542 wordt deze molen genoemd. In artikel vijf wordt vermeld:
Ten vijften is geordineert dat men allen jaer opten irsten sondach nae des Heylige-Sacramentsdach na auder gewoente sal scieten die papegaeye tot Straten op die moelen.
Ende na der noenen als men drwarts ghaen sal omtrent drie uren, sullen sculdich zijn alle scutteren hon te versamenen voer der herbergen dair zij teeren sullen, ende van daar statelijck met honnen coninck te gaen ter moelen waert om den vogel te scieten, ende dien afgescoten wesende, eerlijcken te gaen ter herbergen om minlijck dien avond ende ts’anderendaig’s nonens met malcanderen te teeren ende goet shier te maken, ende desgelijcken opten Verswoeren Maendag; tot welcke maeltijen alle scutteren verbonden sullen sijn comen ogte iemonden in honne plaitse te seynden;
Ende dair nyet comende, sullen nochtans soevele sculdich sijn te geven als die ander gemyne gildebruederen verdinght enz. enz.
Vrij vertaald komt het ongeveer hier op neer;
Ieder jaar op de eerste zondag na sacramentsdag zal men naar ouder gewoonte op de vogel schieten die op de molen geplaatst zal zijn .
Na de middag rond drie uur zal men derwaarts gaan, maar eerst zullen de schutters zich verzamelen bij de herberg om iets te verteren en daarna met hun koning naar de molen gaan om op de vogel te schieten.
Wanneer die afgeschoten is gaan ze weer ter herberg om dien avond en de dag erna gezamenlijk te teren en goede sier te maken. Op deze maandag zijn alle gildebroeders met elkaar verbonden of ze mogen iemand in hun plaats sturen.
Als men niet komt, en geen vervanger stuurt, is men toch zo veel verschuldigd als wat de andere gildebroeders verteren.
Rond 1920 wordt het kanaal gegraven. Straten wordt hiermee van de hei gescheiden en de guld verlaat het eeuwenoude schietterrein dat door het kanaal moeilijk bereikbaar werd.