Dorpsdrama's - Rampen en doodslag (1838)  

'Schoon uijt de gemeenschap der aerts die alle menschen is aengeboren'

Neggers, A.

De onderstaande casus komt uit de dossiers van zaken behandeld op de criminele rol van de schepenbank Oirschot 1). 

Jasper (44) en Francis (46) van Eijnthove, broers en inwoners van Hilvarenbeek, zijn commies ende adsistenten van de tol en het tol comptoir te Hilvarenbeek. Het handelsverkeer over de wegen in het oude Hertogdom Brabant werd belast met de Grote Brabantse Zwijgende Landtol 2). Tollenaars waren, net als in het Nieuwe Testament, weinig populair, en de gebroeders van Eijnthoven staan erom bekend de menschen te quellen te plagen en veel geweldenarie te plegen.
Op 29 juni 1720 op den helderen dagh naer middagh houden ze, gezeten te paard onder Spoordonk, twee Hollantse posteljons 3) van verscheijde comptoiren, op Maestricht rijdende aan. Het zijn Lauwrens Leijten (30) en Peter van Dijck (18), die van Tilburg op Eindhoven rijden. Ze dwingen de postiljons met pistolen op de borst om de postvaliezen te openen. Als ze dat weigeren pakt Francis zijn mes en snijdt een van de valiezen open. Daarop opent ook de tweede postiljon zijn valies. Op dat moment passeert Tholof Hoppenbrouwers, inwoner van Oirschot, en op het sien plegen van die geweldige visitatie zegt hij alleen maar: t’is off de soldaten hier plonderde. Daarop wordt hij door Francis van Eijnthove uitgescholden met vuijle scheltwoorden van hontsvot wat raeckt u dat. De geagiteerde Francis springt over de sloot op Tholof af, en wordt gevolgd door zijn broer Jasper, met het pistool in zijn hand. Ze beginnen Tholof te mishandelen zodat deze in het korenveld valt. Hij krabbelt op maar wordt door zijn belagers in de sloot geworpen. Door die rancontre gromstoorigh geworden loopt Tholof naar het huis van Dirck Hobbelen, en pakt een schop, en slaat daarmee naar Jasper zonder hem te raken. Die komt van zijn paard, richt zijn pistool en schiet, waarop Tholof terstonts van het leven ter doot is gebraght. Francis rijdt te paard nog op het lijk af, en zegt: hij is doodt, waarna de beide mannen wegrijden.
Het lichaam van het slachtoffer wordt gevisiteerd door de heer Mathias Rooijckens, med.dr. en meester Francois Pereboom. Zij constateren een pistoolschoot soo het bleeck boven het cartilago en ciformis. Bij autopsie stellen ze vast dat de kogel door het diaphragma van onder tot boven dwars door het hart is gegaan.

Het blijkt het ernstigste, maar bij lange na niet enige vergrijp van de gebroeders van Eijnthoven. In zijn tight en aanspraecke crimineel 4) tegen de gebroeders worden door drossaard Coenraads van Oirschot nog meer gewelddaden genoemd die de broers op hun kerfstok hebben:

  1. Op 30 september 1710 heeft Francis van Eijnhove de persoon van Cornelis van Hooft, omdat een van haer ouders affgepande beesten van Jan Moonen had gecoght, soodanigh onverhoets aen ’t hooft geslagen, dat daer bij naer ter aerden viel, terwijl hij roept: schelm, ick sal u ditmaal vermoorden. Als Cornelis zich bij de president wil gaan beklagen gaan de gebroeders naar zijn huis. Met hamers uit de smidse slaan ze de deuren aan stukken, loopende heel verwoet met een uijtgestrocken mesch in de handt door het huis roepende waer is de schelm wij sullen hem vermoorden. Ondertussen bedreigen ze de vrouw en zoon des huizes met hamer en messen boven het hoofd. De buren halen de pastoor die de boel sust, maar nog daarna zegt Francis op straat nog eens tegen van Hooff: schelm gij sult van mijn handen noch moeten sterven, waarop deze gedwongen wordt het gekochte beest terug te geven.
  2. Op 2 december 1713 slaat Francis van Eijnthove zonder enige reden, in het huis van zijn ouders ene Hendrick van Dommelen met een vuist tegen de grond. Huibert Maes, die tussenbeide komt wordt besprongen en samen gaan ze vechtend over straat. Jasper komt zijn broer te hulp en slaat Huijbert met een riek en hout, totdat ze in de beek vallen. Huijbert loopt drie bijsondere wonden op ’t hooft op.
  3. Op 20 augustus 1714 komen de gebroeders in seecker geselchap ten huijsen van Martijn Lemmens opnieuw in conflict met Huijbert Maas en zijn broer Hendrick. Daarbij dreigt Jasper zijn roer 5) af te schieten, wat door Adriaen Coppens, die het roer om hoogh sloeg weerde beleth. Daarop valt Jasper Coppens aan, en in de stal wordt deze ook door Francis met de haire van zijn broeder treckende mishandeld. Ondertussen grijpt Jasper zijn geweest en schiet op Coppens, die daardoor onder de Corte ribben een swaere quetsuere oploopt.
  4. Rond Pasen van het jaar 1719 visiteert Francis een kar met hop. Hij kan niets onrechtsmatigs vaststellen, maar eist dat de voerman zijn vertering betaalt en aan zijn assistenten ieder twee schellingen geeft. Jan Moonen, die daarbij aanwezig is, zegt: holla wij sijn commiesen van ’t Landt, als de man ontslagen is moeten wij niet profiteren dat was knevelarij. Francis eist echter dat de voerman zijn gelag betaalt, waarvoor deze een gulden en vijf stuivers in de herberg moet lenen. De drossaard meldt dat dit vaker is voorgekomen.
  5. In het begin van het jaar 1720 heeft Francis van Eijnthove geweigerd een tolbrief voor 400 pont wortelzaad, waarvoor Jan Goossens had betaald, af te leveren, en in plaats daarvan twee pistolen op zijn borst gericht en gezegd: vaert voor den duivel met het saet. Jan Goossens moest nogmaals voor de tolbrief betalen.
  6. In de voorlede Bosse kermis hebben de broers verschilende personen op de weg aangerant en gelt doen geven, onder pretext dat van kleijnigheden in de kermis gecoght geen tholbrieff hadde. Onder hen een vrouw persoon tot Oosterwijck woonende ende een weijnigh tee, coffij en andere klenigheden ten Bosch tot haer provisie gecoght hebbende die hij onder valse voorwendselen tussen de 4 en 5 gulden heeft afgeperst.


Artikel 74 en 75 van de tenlastelegging vervolgt: En alsoo alle de voors feijtelijckheden niet anders sijn aen te sien als een gewelt schendinge van de publiecque wegen,een moetwillige moort, in allen opsighten capitaal en dat daer door de gemeente ruste ten volle wort geschonden.
Na de moord op Tholof Hoppenbrouwers worden de gebroeders in Oirschot gearresteerd en op het raadhuis in de gijzelkamer gedetineerd.
In het gerechtelijk vooronderzoek worden de beide postillions gehoord, alsmede Antonij Peter Schepens (58), Jan Goris van Ginhoven (22), Goort Antonij Schepens (18), Hendrik Bartels van Gestel en Hendrien zijn huisvrouw, die de moord hebben gezien. Ook Anneke dochter van Hendrik Berendonck legt een verklaring af.
De drossaard verzamelt een vuistdik dossier waarin ook alle eerdere vergrijpen worden aangetoond.
In zijn verklaring beroept Francis Aerts van Eijndhoven, commies van den grooten Brabantschen sweijgende Lant tol, zich op zelfverdediging. Volgens zijn versie was de persoon die hij niet kende zo verwoedende dat hij genootsaackt is geworden nootweer te gebruijcken.

Op 4 oktober 1720 worden Hendrik van Dooren en Gerit van Heumen door de drossaard verzocht om op het raadhuis te komen. Ze constateren daar dat in de muur onder de trap was gebroken een groot gat bequaem dat een mensch daer door konde kruijpen. De gevangene Francis van Eijndhoven, leggende aan een ketting met de kluijsters om de beenen, verklaart dat het slot toe hij er gisterenavond aan trok is opengegaan en dat hij hij met de handt tegen de muer onder de trap douwende t selve is uitgevallen. Hij is door het gat gekropen, en wilde zich langs een touw dat hij aan een van de middelstijlen van het venster had gebonden, laten zaken toen het touw brak. Daarbij raakte hij zo gewond dat hij naar het huis van Hendrick Jan Mercx kruipt. Hij probeert zich te verbergen op den torf in gemelte achterhuis, maar wordt door de vorsters ontdekt en weer teruggebracht naar het raadhuis.

In zijn deductie met salvati van reght heeft drossaard Coenraedts 584 artikelen nodig om tot zijn eis te komen. Hij begint met: Schoon uijt de gemeenschap der aerts die alle menschen is aengeboren, als alle gader gespoorten uijt eene stronck den menschen schuldigh sijn alle menschen goed te doen...
Namens de verdachten wordt een deductie van zelfs 591 artikelen ingediend.
Het proces tegen de gebroeders van Eijnthoven begint op 23 juli 1720. Hun advocaat is mr. Tempelaar.
Het advies van de onpartijdige rechtsgeleerden luidt dat de Jasper van Eijnthoven sal worden gebracht terplaatse daar men gewoon is alsuclke justitie te doen, en aldaar door den executeur van de scherpe justitie anderen ten exempel met den sweerde gestraft te orden datter de doodt naar volght.
De schepenen vonnissen op 19 oktober 1720 conform het advies 6). Op 22 oktober wordt Jasper van Eijndhoven door Mr. Jan Cale, scherprechter der stadt ’s Bosch, met het zwaard onthoofd.
Francis van Eijnthoven wordt voor eeuwig verbannen uit de jurisdictie van de heerlijkheid Oirschot. Hij blijft in de gevangenis tot de kosten van het proces zijn voldaan. Nadat hij daarvoor een gelofte aflegt wordt hij op 23 oktober vrijgelaten en geordonneert ingevolge de sententie aenstonts de jurisdictie te verlaten 7).

De zoon van het slachtoffer, Jan Tholof Hoppenbrouwers, ged. te Oirschot op 17 juni 1700, raakt net als zijn vader betrokken bij een doodslag, maar niet als slachtoffer, maar als dader. Jan, wesende van een vrevelagtigh humeur die sigh allerwege bemoeijde met rusinge te maaken, messen trecken en ider te beroepen om te vegten, is op 2 augustus 1724 veroordeeld tot een boete van 200 gulden. Op 10 april 1725 gaat Jan naar het huis van Dirck van Houten, en vraagt om Willem Schovers te spreken. Als Willem aan de deur komt trekt Jan zijn mes en steekt Schovers in de linkerzijde van de onderbuik. Een aantal omwonenden zijn op het geluid van de ruzie afgekomen, en horen Willem zeggen: gaat om den pastoor, ick ben daer in mijn buijck gesteecken, gaet doch gauw, de darmen lopen daeruit, ick heb die in mijn handt. Het slachtoffer wordt in het bijzijn van schepenen verbonden, die zien dat een meenigte darmen waeren uijthangende op twee plaetsen doorsteken. Willem Schovers overlijdt de nacht daarop. Dirck van Houtum, herbergier, Jan Goris van Ginhoven (25), Gerit van Heumen (22), Peter Dijkmans (25), Arnoldus Jansse van Heumen (21) leggen een verklaring af over het incident 8). Omdat Jan voortvluchtig is wordt tegen hem bij verstek geprocedeerd. De eerste zitting is op 5 mei 1725. Op 26 juni 1726 wordt Jan Tholof Hoppenbrouwers bij verstek veroordeeld tot eeuwige verbanning en mocht hij in handen van justitie geraken tot de dood door het zwaard 9). Bij de erfdeling van zijn ouders delen de onmondige kinderen van Jan Hoppenbrouwers mee: kennelijk is Jan na zijn verbanning getrouwd en heeft hij kinderen gekregen.

Noten:
1. R Oirschot 1462
2. Sanders, a.w., pag. 130
3. Postiljon: postruiter
4. tenlastelegging
5. roer: geweer
6. R Oirschot 1454 f. 101
7. R Oirschot 1454 f. 102v
8. R Oirschot 1464
9. R Oirschot 1454 f. 143v