
De oudste nog bestaande verenigingen zijn de broederschappen of schuttersgilden. Dat is niet alleen in Oirschot zo, maar nagenoeg in alle dorpen en steden in Noord-Brabant, Limburg en Gelderland. Ook over onze landsgrenzen komen we deze eeuwenoude broederschappen en schuttersgilden tegen. Sommige broederschappen kunnen hun formele oprichting al aantonen met akten uit de veertiende eeuw. In Oirschot is dat helaas niet zo. De hier nog bestaande broederschappen en schuttersgilden zijn vanaf het midden van de vijftiende tot en met het midden van de zestiende eeuw opgericht. Wel dient daarbij de aantekening gemaakt te worden dat ze ouder zijn, maar dit zijn veronderstellingen, gebaseerd op summiere informatie in schepenprotocollen en andere aantekeningen uit het verre verleden.
De oudste in Oirschot nog bestaande broederschap is die van O.L. Vrouwe. Zij werd op 20 oktober 1463 opgericht. In de aanhef van de oprichtingsakte wordt expliciet vermeld dat deze broederschap ten behoeve van de Sint-Petruskerk wordt opgericht. Deze kerk was een jaar eerder afgebrand. In de akte wordt niet over geldelijke bijdragen voor de herbouw van de kerk gesproken, maar uitsluitend over het opluisteren van processies, het bijwonen van missen en het begraven van leden. Dit alles op straffe van geldelijke boeten of in de vorm van verplichte gebeden. De broeders van O.L. Vrouwe dragen als herkenning een kovel (monnikskap), die ze bij het verlaten van de broederschap moeten inleveren.
In 1466 vinden we de eerste aanwijzing voor het bestaan van een andere broederschap onder het patronaat van Sint Catharina. In dat jaar wordt er een rente (hypotheek) gegeven op een huis, tuin en grond in Spoordonk voor de versiering van het beeld van Sint Catharina en het gelijknamige gilde of broederschap. We komen dit gilde herhaaldelijk in de schepenprotocollen tegen, waaronder in de kroniek van 1593. Het boterde blijkbaar niet goed meer in het gilde dat zich op haar feestdag in 3 groepen splitste en ruzie maakte. 2 jaar later in 1595 is de onenigheid bijgelegd en wordt er een nieuwe caert opgemaakt, omdat de oude door oorlogstroebelen in het ongerede is geraakt. Opmerkelijk is dat er onderscheid wordt gemaakt tussen gildebroeders en schutters. De schepenen maken aan het einde van de nieuwe caert het voorbehoud dat de gildebroeders en schutters geen uitstap mogen maken, geen opsmuk mogen hanteren, niet mogen trommelen of 'pijpen' zonder uitdrukkelijke toestemming van de officier en magistraat van Oirschot.
Op Sacramentsdag 1491 krijgt de broederschap van Sancta Barbara haar reglement. Ook deze broederschap legt naast deelname aan processies en het begraven van leden een kledingvoorschrift vast. Wie zich bij dit gilde aansloot moest evenals bij de Broederschap van O.L. Vrouwe een kovel dragen. Op deze kovel moest een zilveren boom worden bevestigd. In 1630 wordt de schietdag in verband met het binnenhalen van de oogst verzet van begin augustus naar eind maart.
Op 1 augustus 1531 laten de handboogschutters van Sint Sebastiaan een reglement om de kunst van het handboogschieten te bevorderen opstellen. Ook zij regelen de deelname aan processies en de begrafenis van leden. Alle gildebroeders zijn op dagen dat het gilde uittrekt of bijeenkomt verplicht een tabberd in dezelfde kleur te dragen. Zij moeten elke vier jaar een nieuwe laten maken. Men zal geen wit, geel, rood of blauw gebruiken. Op de mouw moet een zilveren embleem ter waarde van ten minste 7 stuivers, meer mag ook, gedragen worden.
Op 17 september 1539 laat de oude Schutte van Sint Joris haar reglement vernieuwen. Zij schiet met de voetboog. Het kledingvoorschrift komt nagenoeg overeen met dat van Sint Sebastiaan. Er wordt echter geen kleur uitgezonderd of voorgeschreven. Men moet op beide mouwen een zilveren embleem dragen of op één mouw een embleem ter waarde van het totaal.
Op 8 juni 1542 wordt er opnieuw een Sint Joris gilde opgericht. De oprichters hiervan komen uit het buurtschap Straten, waar het ook nu nog actief is. Het kledingvoorschrift van dit gilde is heel sober. Elke drie jaar moeten de gildebroeders een hoed laten maken, zoals door de koning, dekens en een aantal gildebroeders is vastgesteld. Het reglement van dit gilde lijkt verdacht veel op dat van Sint Joris uit 1539, maar is veel bescheidener van opzet. Net als bij alle andere aangehaalde gilden kan het gildebestuur beslag leggen op de bezittingen van de leden en hen zo dwingen aan hun verplichtingen te voldoen.
Tussen 1812 en het einde van de negentiende eeuw zijn de oude Schutte van Sint Joris en het gilde van Sint Catharina ter ziele gegaan. De andere gilden zijn nog steeds springlevend en het gilde van Sint Catharina is op 25 november 1983 als Rederijkersgilde heropgericht.